Het rooms-katholieke Ziekenfonds.
Ondanks het feit dat Heinkenszand voor ongeveer de helft een rooms-katholieke bevolking
had, duurde het nog tot 1920 voordat er stappen genomen werden om te komen tot een r.k.
ziekenfonds. Dit fonds werd in maart 1920 opgericht, en telde bij de oprichting zo'n 20 le
den. De wekelijkse kontributie werd op 15 cent gesteld. De uitkering bij ziekte ging f 1.50 per
dag bedragen, en om hierop recht te hebben moest men minstens 6 maanden lid van het fonds
zijn. Er werd een bestuur gevormd van 4 personen (82).
Aan het einde van de jaren dertig was het ledental verdubbeld tot 40 personen, de kontributie
was inmiddels opgelopen tot twee kwartjes in de week. In de oorlogsjaren werd het fonds
opgeheven en werden de archiefstukken gevorderd door de Duitse bezetters (83).
Buiten de strikte doelstellingen werd door het fonds niets ondernomen, zodat hier volstaan
kan worden met deze korte vermelding.
De koöperatieve smederij.
Een initiatief dat niet ongenoemd mag blijven in dit artikel, is de oprichting van een koöpera
tieve smederij door kleine en grote landbouwers in 1921. Doordat zij vonden dat ze teveel
moesten betalen bij de toenmalige Heinkenszandse smeden, 4 in getal, werd er in eerste instan
tie onderhandeld door een kommissie van de landbouwers met de smeden over prijsaanpassing.
Deze kommissie kon echter niet tot overeenstemming komen met de plaatselijke smeden.
De tweede stap was daarom een oprichtingsvergaderingvan eenkoöperatieve smederij. Op deze
vergadering verschenen ook enkele van de smeden, die de bijeenkomst wilden verstoren. Na
een tiental minuten werden zij echter buiten gezet, en kon de vergadering gewoon doorgaan.
De vergadering had als resultaat, dat men de koöperatieve plannen verder ging uitwerken, en
dat er een aandelenlijst werd ingesteld, waarop de boeren konden intekenen (84).
De smeden van Heinkenszand zagen dat de boeren het meenden met hun plannen; vandaar dat
zij toenadering zochten, en voorstelden om hun prijzen te laten zakken. Hierop besloten de
landbouwers om een proeftijd in te stellen voor wat dat laatste betrof. Inmiddels werden de
koöperatieve plannen verder uitgewerkt. Zelfs op provinciaal niveau werd door de organisatie
van smedenpatroons getracht de oprichting van de koöperatie tegen te houden (85).
Ondanks de tegenstand van de patroons en hun beloften van beterschap ging men in februari
1921 over tot de oprichting van de koöperatieve smederij. Er waren een 36tal personen aan
deelhouders; de wagenmakerij van Van de Swaluw werd aangekocht, en ingericht tot bedrijfs
gebouw (86). Kort daarop werd C. Rookus benoemd tot bedrijfsleider; in 1927 werd hij her
benoemd in deze funktie (87).
De smederij leidde overigens geen bloeiend bestaan; er waren immers al 4 soortgelijke bedrij
ven te Heinkenszand, en 5 bleek toch wat teveel van het goede. Verder waren er maar weinig
boeren die al hun smeedwerk bij de koöperatie lieten doen. Liever verdeelden ze hun karwei
tjes over meerdere smeden. Aan het einde van de jaren '20 nam de bedrijfsleider van de koöpe
ratie de smederij voor eigen rekening over, en werd dit boereninitiatief opgeheven (88).
De vereniging tot bevordering van de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders te
Heinkenszand.
De mogelijkheid om dergelijke verenigingen op te richten werd wettelijk, geboden na het
van kracht worden van de Wet tot verkrijging door landarbeiders van land met woning in
eigendom of van los land in pacht van 1918.
84