In de meeste plaatsen werd wel zo'n vereniging opgericht aan het begin van de jaren twintig (89). De afdeling van Eigen Erf, een andere benaming voor dergelijke verenigingen, werd te Heinkenszand opgericht op 7 maart 1921. Men telde bij aanvang 40 leden; de kontributie be droeg 50 cent per week. In 1923 werden er 25 aanvragen ingediend door landarbeiders om los land in pacht te krijgen (90). Bij koninklijk besluit kreeg de vereniging een voorschot van maximaal f 6.300,—, waarvan ze een oppervlakte bouwland van 1.80 HA kocht. Hierop werd het eerste plaatsje gebouwd (91). In 1929 waren er 11 percelen bouwgrond ver pacht (92). In de dertiger jaren werden er 3 plaatsjes bijgebouwd. Vermoedelijk is de vereni ging kort na de oorlog ter ziele gegaan. Van een grote bloei is nimmer sprake geweest. Voor namelijk is dit te wijten aan een minder bekwaam bestuur, dat slechts ten dele op de hoogte was van de wijze waarop een dergelijke gespecialiseerde vereniging bestuurd moest worden (93). De afdeling Heinkenszand van de rooms-katholieke Landarbeidersbond St. Deusdedit. In de tweede helft van de twintiger jaren vond geleidelijk aan steeds meer propaganda plaats voor genoemde bond. De leden van het hoofdbestuur Loerakker en Van Unnik bezochten vóór 1927 enkele malen Heinkenszand (94). Op initiatief van dit hoofdbestuur werd er in 1927 te Heinkenszand een vergadering belegd om te komen tot een afdeling aldaar. Deze ver gadering, die plaatsvond op 3 maart van dat jaar, leidde tot de schuchtere oprichting van zo'n afdeling. Niet meer dan 11 personen traden toe. Een poging van het hoofdbestuur om gelijk tijdig ook een werkgeversvereniging te vormen ging geheel de mist in: op de vergadering ver scheen slechts één boer (95). Ofschoon de afdeling kort daarop een driehoofdig bestuur koos, en een propaganda-avond door het hoofdbestuur liet organiseren, vond aanwas van nieuwe leden niet plaats. Deze pro- paganda-avond werd gehouden in mei van dat jaar, en werd samen met het hoofdbestuur van de Christelijke Landarbeidersbond gehouden. Van de zijde van het hoofdbestuur van de r.k. bond trad dhr. Salman voor het voetlicht, het christelijke hoofdbestuur vaardigde dhr. Drevels af, die beiden het lidmaatschap van hun bonden propageerden. Ook de aanwezige ds. Netelen bos sprak zich uit vóór aansluiting bij de vakbonden. Ondanks hun voorspraak was het resul taat van deze bijeenkomst zoals gezegd bedroevend: er traden geen nieuwe leden toe (96). Niet uit officiële bronnen, maar uit gesprekken met oud-bestuursleden bleek ons dat van de zijde van de boeren een preventieve druk op de arbeiders uitgeoefend werd om geen lid van de bonden te worden. Uit vrees dat zij de zeggenschap over hun arbeiders zouden verliezen keurden de werkgevers het lidmaatschap af. Zeer kort na de oprichting ging de afdeling van ds. Deusdedit dan ook al weer teniet; de tijd was er nog niet rijp voor. Dit was evenwel geen reden voor het hoofdbestuur om de zaak erbij te laten zitten. Twee keer per jaar bezochten de heren Loerakker en Van Unnik Heinkenszand om toch de bondsgedach- te ingang te doen vinden, niet zo zeer bij de arbeiders, die al wel overtuigd waren van het nut van de bond, maar bij de boeren. In 1930 was het zelfbewustzijn van de arbeiders door deze ontwikkelingen dermate toegenomen, dat voor de tweede keer een afdeling werd opgericht. Dat het deze tweede keer zou lukken bleek al duidelijk uit het aantal arbeiders dat staande de vergadering als lid toetrad: 40 personen. Het ledental liep snel op, ook al door winteravond- bezoek dat het bestuur aflegde bij arbeiders die nog geen lid waren. In 1932 had men op deze manier al zo'n 70 leden (97). Samen met enkele afdelingen uit andere plaatsen kwam de afdeling Heinkenszand in haar arille bestaan al spoedig voor een vuurproef te staan, namelijk een direkte konfrontatie met de 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 89