DE AFSCHEIDING VAN 1834 IN GOES. EEN GODSDIENSTCONFLICT MET SOCIALE ASPECTEN. door A. Kort Inleiding Deze scriptie gaat over het ontstaan en de eerste ontwikkeling van de Christelijke Afgeschei den Gemeente in Goes gedurende de periode 1836-1841. Over de afscheiding van de Hervorm de kerk is, landelijk en plaatselijk, al veel geschreven. Wij beperken ons hier tot de sociale as pecten van het plaatselijke gebeuren en stellen de vraag in hoeverre de kennis hiervan kan bij dragen tot een beter begrip van de ontwikkelingen op kerkelijk gebied. De afscheiding wordt gezien als een religieus conflict: een deel der orthodoxen nam het besluit de Hervormde Kerk, die in hun ogen verworden was tot een "valse kerk" de rug toe te keren en een eigen kerkgenootschap te stichten. Het besluit van de Ulrumse predikant, H. de Cock in 1834 zich af te scheiden vond in de loop van de volgende jaren navolging in het gehele land. In 1836 werden de eerste afgescheiden gemeenten in Zeeland gesticht. De auteurs, die over de geschiedenis van de afscheidingsbeweging in Goes hebben geschreven, zien haar als een godsdienstconflict. Zij schrijven over het geestelijk klimaat in Nederland en de situatie in de Hervormde Kerk, die "steeds dieper wegzonk" en waarin niet langer plaats was voor de "aloude Gereformeerde leer" (1). De afscheiding wordt als een noodzakelijkheid gezien. Niet alleen is de literatuur apologetisch, ze is ook in sterke mate personalistisch. De persoon van H.J. Budding, door A.M. Wessels de "Maarschalk der Zeeuwsche Afscheiding" genoemd, staat in alle werken centraal (2). Slechts zijdelings wordt enige aandacht geschonken aan de sociale identiteit der afgescheidenen (3). Wij kunnen moeilijk aantonen, dat de afscheiding geen godsdienstconflict was. Met nadruk stelden degenen, die de Hervormde Kerk verlieten, dat zij wensten terug te keren tot wat zij als de ware gereformeerde kerk beschouwden. Zij beriepen zich op de traditie, zoals die o.a. gestalte had gekregen in de Leerregels van Dordrecht, de Heidelbergse Catechismus en het werk van rechtzinnige theologen. Zij voelden zich niet langer thuis in de Hervormde Kerk, die in hun ogen te veel werd beheersd door vrijzinnige predikanten en onder het juk van de staat was geplaatst. De grieven van de afgescheidenen waren algemeen en uiteraard nie"t tot één spe cifieke regio beperkt. De afscheiding vond echter mede een voedingsbodem in de omstandig heden binnen de plaatselijke gemeente. Welke factoren speelden op lokaal niveau een rol bij het ontstaan van de plaatselijke afscheidingsbeweging? In hoofstuk 1 wordt summier ingegaan op de maatschappelijke omstandigheden in Goes ge durende de periode 1820-1845 en is getracht de sociale verhoudingen in kaart te brengen. Ge zien het omvangrijk werk, dat de constructie van een dergelijk schema met zich meebracht, konden we dit slechts voor één jaar samenstellen. In hoofdstuk 2 wordt enige aandacht be steed aan de situatie binnen de plaatselijke hervormde gemeente vóór 1836. Welke groepen drukten een beslissend stempel op de gang van zaken in de kerk? In hoofstuk 3 wordt de sociale status der afgescheidenen onderzocht en de gelaagdheid van de afgescheiden ge meente vergeleken met die van de totale en hervormde beroepsbevolking. Tevens is hun positie in de Hervormde Kerk vóór het besluit tot afscheiding aangegeven. Wij hebben bij het in kaart brengen van de verschillende onderzoekspopulaties het jaar 1840 als peildatum gekozen. De belangrijkste overweging was, dat bijna alle afgescheidenen toen nog in leven waren. In 1850 daarentegen was een deel der gemeenteleden overleden of geëmi- 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 39