Hofstee's theorie gaat uit van een veronderstelde nauwe relatie tussen bestaansbronnen en demografische ontwikkeling. Qua bestaanswijze homogene gebieden vormen in dit licht een noodzakelijke voorwaarde voor micro-demografisch onderzoek (8). Gelet op het nage noeg onvervalste agrarische karakter van het geselecteerde studieobject menen wij dat in ons onderzoek in voldoende mate is voldaan aan de voorwaarde van homogeniteit. Naast de ligging in een homogeen sociaal-geografische regio is de keuze van Kortgene vooral bepaald door de aanwezigheid van bruikbaar bronnenmateriaal. Zo bleek o.a. uit de volks tellingen van 1830 en 1840 dat Kortgene een homogeen confessionele samenstelling kende (bijna 100% protestant). Onze hoofdprobleemstelling betreft de vraag in hoeverre het Kortgeense demografische patroon in de eerste helft van de 19e eeuw past in het agrarisch-ambachtelijk c.q. prole tarische patroon van Hofstee. Hoe kan een dergelijk onderzoek worden uitgevoerd? We hebben gezien dat in het zuivere agrarisch-ambachtelijke voortplantingspatroon een huwelijk pas wordt gesloten indien de bestaansmiddelen zijn verzekerd. In eerste instantie dienen zich twee indicatoren als han teerbare meetinstrumenten aan: de leeftijd waarop met name de vrouw in het huwelijk treedt (i.e. de gemiddelde huwelijksleeftijd) en de mate waarin zij ongehuwd is (huwelijks frequentie). Voor het verkrijgen van inzicht in de huwelijksvruchtbaarheid hebben wij - evenals Verduin voor Havelte - een huwelijksreconstructie-onderzoek uitgevoerd. De geestelijke vader van deze techniek is de Frans demograaf Louis Henry (9). Aanvankelijk waren wij voornemens alle dorpen op Noord-Beveland in ons onderzoek te betrekken; deze opzet bleek echter spoedig te ambitieus. Met het oog op het tijdrovende karakter van gezinsreconstructie-onderzoek moesten wij ons beperken tot een dorp met ongeveer 300 huwelijken. De hoofdprobleemstelling en de afgeleide vragen vormen in ons onderzoek de kapstok waaraan het grootste gedeelte van onze beschouwingen is opgehangen. Daarnaast nemen wij een aantal andere onderzoeksvragen (analfabetisme, gedwongen huwelijken etc.) mede in ogenschouw. Onze problematiek brengt mee dat het empirisch materiaal in hoofdzaak wordt gepresen teerd vanuit een statistisch-kwantificerende optiek. 1.2 Bronnen en opzet van het onderzoek De belangrijkste bronnen voor ons onderzoek waren de aktes van de burgerlijke stand. Hiermede is tevens het startpunt van ons onderzoek bepaald; in Kortgene - en evenzo in de andere plaatsen op Noord-Beveland - is vanaf 1811 door het toenmalige Franse bestuur de burgerlijke stand ingevoerd. Onze onderzoeksperiode betreft de eerste helft van de 19e eeuw; het jaar 1854 hebben wij als eindpunt gekozen teneinde de demografische gevolgen van de economische depres sie rond het midden van deze eeuw nog enigszins in onze beschouwingen te kunnen be trekken. Gedurende de periode 1811-1854 zijn te Kortgene in totaal 292 huwelijken gesloten. Uit deze huwelijksakten hebben wij met betrekking tot de huwelijkspartners zo veel mogelijk relevante gegevens genoteerd op gezinskaarten. In aanmerking kwamen o.a. naam, leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, beroep en het al dan niet kunnen ondertekenen van de eigen huwelijksakte 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 100