f 14.808,— De buitenplaats te Maarssen wordt vrij snel door zijn kinderen verkocht en
Geertruida Cornelia Blaakhert, de weduwe van de aannemer Dronkers en schoonmoeder
van Klap, die er nog altijd woont, wordt in huis genomen door haar kleindochter Cornelia
Martina Klap en ds. Jan Antony de Vlieger. Zij overlijdt in de pastorie van Maasland op
16 december 1890. Johan Hendrik Floris van Ewijck sterft te Maarssen op 27 april 1885,
waarop zijn echtgenote verhuist naar Den Haag. Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat
Pietemella Schippers, het kindermeisje uit 1823, die door de deelnemers aan de exkursie
zo bewonderd wordt om haar vitaliteit ondanks haar 93-jarige leeftijd, zowel Van Haers-
ma de With als Klap en Van Ewijck overleefde. Zij sterft op 14 juli 1892 te Kapelle, 101
jaar oud.
De bronnen voor deze inleiding zijn voornamelijk de registers van de burgerlijke stand,
doopboeken, bevolkingsregisters en suksessiememoires van diverse plaatsen, notulen
van gemeenteraad, kerkeraad en kervoogdij te Maarssen, alsmede het werkje Notities
betreffende het geslacht Dronkers, door DJ. Dronkers, Velp 1980. Wij danken Sas-
kia de Graaff en Gaby de Mey, medewerkers van het rijksarchief in Utrecht ten zeerste
voor hun hulp in dezen.
Driedaagsch Zwerftochtje door een gedeelte van Zeeland
De ondergeteekende had zijnen ouden vriend en steun bij het nagaan der landbouwzaken
in Friesland, Rense Willems Kloosterman (75 jaar), oud-landbouwer te Metslawier bij zich
op den huize Doomburgh in de logeer. Wij waren nimmer in Zeeland geweest en wegens
de groote faam der vruchtbaarheid kwam bij mij de lust op om gezamenlijk aldaar een
kijkje te nemen. De Heer van Ewijck zoude in consult worden genomen wat het belang
rijkste in drie dagen kon de worden bezichtigd.
Zondag den 29 Juni 1884 naar de kerk gaande zag ik aldaar den Heer A. Klap oud
Zeeuwsch landbouwer en verzocht hem na de Kerk mede naar den Heer van Ewijck te
gaan, ten einde de reisroute op de doelmatigste wijze te helpen inrichten. Hieraan gevolg
gevende, kwamen wij bij den heer van Ewijck en werd vastgesteld den zelfden dag 3.30
naar Utrecht te rijden, 4.17 van daar, 8.20 te Goes, alsdan den volgende dag de polders
daarom gelegen op het eiland Zuid Beveland in oogenschouw te nemen, den volgenden
dag Middelburg en het eiland Walcheren en vervolgens het eiland Tholen.
In den loop der beraadslaging vroeg ik den Heer Klap of hij ook gelegenheid en lust had
om als gast van de partij te zijn, hetgeen later in bevestigenden zin werd beantwoord.
Wij reden naar Utrecht, spoorden naar Roosendaal 6.56 vertrek 7.20.
Benuttigden den tusschen beiden tijd om een glas melk te drinken, waartoe eene geschikte
gelegenheid werd aangewezen. Deze werd aangebracht in groote glazen en was de aan
schouwing niet smakelijk, geelachtig, geschift, - het bleek bij het proeven gekookte melk
welke al eenigen tijd in de warmte had gestaan en meer naar de geit dan van de koe
smaakte.
Maar we hadden dorst en wat betaald is moet er in, zoo nam de een wat meer de ander
wat minder, daarvan mede op reis.
Te Goes, werwaarts we getelegrafeerd hadden, gebruikten wij een biefstukje en logeerden
zeer naar ons zin in het hotel "de Korenbeurs". Op onze wandeling door de stad kochten
wij eene geschikte kaart van Kuyper en zagen enkele deernen in haar costuum.
Echter schuchter als hinden, heten zij zich niet in de oogen zien en kunnen wij er dus niet
van spreken.
We reden in een tentwagen. Ik vóór naast den koetsier, de beide Heeren op de achterbank,
maandag den 30 Juni 's morgens ten half zeven uit Goes naar den Wilhelminapolder en
stapten af bij de hofstede van den Heer van den Bosch en mede eigenaren, bewoond en
bemeijerd door den Heer Snijders.
11