Een lust om te zien. De paarden, de werktuigen, de kalveren, veulens, varkens en 't geen meer tot de fokkerij behoort. De kalveren en jonge ossen trokken bijzonder onze aan dacht. De granen op het land waren uitstekend, zoowel wat de cultuur betreft als wel het ge halte. Alles van de zwaarste soort zoo zuiver dat men er geen ontuigje in zoude ontwaren. De slooten waren ruim en het gras er uit gesikkeld, lag netjes in sierlijke hoopjes op de wallen. Wij waren opgetogen over alles wat we op de hoeve zagen, en daarna op het land mogten aanschouwen, en zoo reden we verder over het kanaal naar het dorpje Kloetinge, zeer fraai gelegen. Op onze gansche rit waren tarwe, garst, erwten, boonen, alles in den besten toestand van gewas. Het koolzaad behoorlijk en het vlas zagen we den volgenden en navolgenden dag, zooals het niet beter gewenscht konde worden. Ook het grasgewas was het meeste overvloedig. Alleen bejammerden wij dat het van de kracht zou verliezen en reeds drie weken had moeten zijn ingehaald. Onze tocht ging verder naar Capelle, alwaar we ons vervoegden tot den gezworene Johan nes Oele, die ons allerviendelijkst binnenleidde. De Heer van Ewijck had ons ook naar hem verwezen. Wij bevonden in de zitkamer een ledige armstoel staan. Kort na ons binnentreden verscheen er eene betrekkelijk nog vlugge vrouw, die op 93 jari gen leeftijd nog alle zintuigen geheel tot haar voldoen had, en ons vertelde, dat ze de over ledene Mevrouw v. Ewijck wier moeder bij hare geboorte was overleden, geheel had ver zorgd en eveneens haar pleegkind Oele, die nu 42 jaar is. Zij was kinderloos gebleven en haar echtgenoot op 82 jarigen leeftijd gestorven. Het was een lust zich met haar te onderhouden, alsmede met de echtgenoot van Oele, een aardig wiefke, en hij zelf was een flinke prater die in alle aangelegenheden zich scheen te bewegen. Hij wees ons het een en ander aan, dat er zeer netjes uitzag en verhaalde dat hij zijne var kens voerde met bruine boonen. Natuurlijk niet de beste soort maar van omstreeks f 4,— per mud. Ze werden gekookt in een kuip gedaan en eenigzins verzuurd het smakelijk genuttigd. Ook werden ze aanbevolen als een uitnemend beestenvoer en wij moesten dit aannemen toen wij op andere plaatsen de cultuur van bruine boonen zoo menigvuldig zagen als van de andere granen. Intusschen werd ons later opgemerkt dat mochten kleinere boeren, die cultuur voorstaan, zij die een groot bedrijf hadden er zich moeielijk mede konden onledig houden wegens het omslachtige van den bouw. Weder in ons rijtuig gezeten, reden wij naar Wemeldingen. We hadden inmiddels 3 pond prachtige kersen gekocht, zooals we ook de volgende dagen deden, welke een heerlijke lafenis gaven tegen de hitte en het stof, waarvan we het noodi- ge in ons opnamen. We beschouwden de colossale sluizen van het kanaal van Hondsweert. De sasdeuren, de enorme bazaltmuren, welke men moet zien om er zich een denkbeeld van te kunnen vormen. Van daar over het kanaal langs vruchtbare landerijen en veelbelovende gewassen, rijke boomgaarden naar Iersekedam en Ierseke alwaar we de oesterbanken bezichtigden. Het was der moeite waard dat werk op te nemen. Op het erf van een eigenaar, ik meen den Heer Clifford uit Den Haag, lagen 12 millioen pannen, allen zorgvuldig met kalk bestreken en op een gestapeld. Deze werden in zee (de Schelde) gebracht en hierop moesten de jonge oesters zich verzamelen en vastzetten. Hierna worden de oesters er af genomen en in houten bakken van anderhalf meter op een, hoog anderhalf decimeter van boven met dun ijzergaas gesloten in binnendokken ge plaatst. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 14