Van daar haastten wij ons naar Goes, gebruikten ons middageten en gingen met de spoor
naar Middelburg alwaar we logeerden in het hotel "de Doelen".
Dinsdagmorgen kwam in plaats van eene tentwagen een Omnibusbreack voor.
We reden daarmede om 7 uur naar den stalhouder, die eerst beweerde dat het een tent
wagen was. In plaats daarvan werd er een Utrechtsch tentwagentje aangespannen.
Door het heen en weder rijden waren we in de gelegenheid om een keur van dienstmeis
jes in oogenschouw te nemen, die het neusje eens buiten de deur staken of voor de ra
men schoten of te wel op straat kleeden klopten en wat meer zij
Het trok vooral de aandacht van de Heeren oud-landbouwers, dat het de schoonste exem
plaren waren, die ze ooit hadden gezien.
Ik waagde er ook een oog aan en een weinig zuinigheid in dezen was niet te misprijzen,
want verder op onze dagreis konden we ons nog herhaaldelijk vermeien in het heerlijk
aanschouwen van zoodanige aanlokkelijke schepseltjes. Gaf het niet meer dan het gezicht,
toch nam het oude roest voor een oogenblik weg van het hart, dat weer jong sloeg.
Een gepaste afleiding gaf het stooten op den Keiweg naar Vlissingen, welke overigens ge
heel door de boomen overschaduwd, een aangename rit verschafte. We reden langs Klein
en Groot Abele, Oost Souburg en alzoo in de nabijheid van Vlissingen gekomen, zetteden
wij eerst koers naar de sluizen op eenigen afstand van de stad gelegen. Deze zijn zeer
merkwaardig te zien wegens den kolossalen omvang en de daaraan toegevoegde uitmun
tende werken; de bazaltmuren en nog veel meer, zoozeer der moeite waardig om te aan
schouwen.
In de nabijheid lag de Londensche stoomboot "Princes Marianne", een mailboot op
Queenborog, prachtig schip van bijna onbegrensde uitmeting.
Met verlof betraden we het en hebben alles in oogenschouw mogen nemen, le, 2e en 3e
kajuiten en salons, slaapvertrekken, keuken enz. enz.
Vervolgens reden we naar Vlissingen, eene plaats zoo merkwaardig in's lands geschiedenis.
Was er voor ons zoo oppervlakkig weinig op te merken, het standbeeld van den grootsten
zeeheld "de Ruyter" deed ons hart weder met een ander gevoel popelen, zoodat hetzelve
het dezen dag meer dan druk had te verantwoorden.
Van Vlissingen uit reden wij naar Kouderkerke en zoo over Zoutelande naar West-Capelle.
We zagen vanaf Middelburg in het voorbijrijden zeer mooie buitenplaatsen, zooals van
Jhr. Paspoort, Jhr. van Doorn, Mevrouw de Bruine en anderen, voorts korengronden met
rijk beladen veldvruchten, tarwe, rogge, garst, koolzaad, bruine boonen en aardappelen.
Hier en daar eenig meekrap.
Ook zijn er op het eiland Walcheren uitstekende hooilanden met uitmuntend hoornvee en
schoone trekpaarden.
De boeren van Walcheren cultiveeren hunne bouw- en weilanden op de beste wijze en zul
len er daarom ook de ruimste vruchten van inoogsten.
We namen een paar boerderijen in oogenschouw waarvan de nuttige inrichting zich aan
de netheid paarde.
Alleen de karnhond deed ons niet altijd op ons gemak zijn, hetgeen spoedig werd voor
komen door de lieve stem van de huisvrouw, die ons vriendelijk gerust stelde en na het
doel van onze komst vernomen te hebben de gelegenheid gaf om alles te bezichtigen.
Bij ééne daarvan werd over de ouderdom gesproken. Zij had 4 kinderen. Ik zeide eene
dochter te hebben die er 7 had. De vraag was, hoe oud is ze dan; op het antwoord 35, liet
ze volgen, dan kan ik er ook wel zeuven hebben.
Bij West Capelle beschouwden wij den zeer vlak en uitgebreid liggenden Zeedijk, welke
echter voor de nooit rustende zee aan zijnen buitentoon en enkel alweder voorziening
behoefde.
Het beklimmen van den vuurtoren loont de moeite hoe het er ook op aankwam voor de
54 en 62 jarigen. Die IV2 x achter den rug had wist van niets en had wel dood kunnen reizen
de beide anderen, die aan tafel hem dubbel aankonden. De machinerie boven in den vuur
toren is een prachtig bewerkt stuk. De spiegelingen en wederkaatsingen verblinden, en het
14