Inleiding Als molenenthousiasteling met heemkundige belangstelling binnenlopen in het Gemeente archief in Goes kan uiteindelijk tot een verhaal als het hierna volgende leiden. Toen we vroegen naar gegevens over verdwenen Goese molens kregen we aanvankelijk een map overhandigd, waarin onder meer de tekst van een artikel uit de Provinciale Zeeuw- sche Courant uit 1939. Dit artikel over een vroegere getijdemolen interesseerde ons zó dat we er gaandeweg meer over zijn gaan opzoeken en nalezen. Dergelijke molens kwamen vroeger op meerdere plaatsen in ons land voor, voornamelijk in het zuidwesten. Voor de aandrijving werd bij dit type watermolen indirect gebruik gemaakt van de stroming van eb en vloed. Een aan tal bijzonderheden uit de geschiedenis van de voormalige Goese getijdemolen hebben we hier vast willen leggen. Met name de vraag naar de ouderdom en het in onbruik raken, heeft ons bezig gehouden. Helaas hebben we niet alle vragen die op ons afkwamen kunnen beantwoorden. Verder onderzoek zal waarschijnlijk meer aan het licht brengen. I Terreinverkenning 1-1 Eerste aanwijzingen In het 'Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland no. 5, 1979' heeft L.J. Abel- mann een toelichting verzorgd bij een plattegrond van Goes van Zacharias Roman uit om streeks 1650 (1). Over de door de kaartmaker gebruikte aanduiding 't molenwater' lezen we daarin: 'Dit is de achterhaven die als reservoir diende voor het water van de molen. In dit gebied moet het oudste Goes hebben gelegen. Tijdens de grote stormvloed van 1134 werd dit dorp met kerk en al weggespoeld. De achterhaven is mogelijk nog een restant van de oudste Goese haven' (2). Er zal hier dus van een door de natuur gevormde kom sprake zijn geweest waarin zelfs schepen konden afmeren. R.A.S. Piccardt maakt nog melding van 'eene kreek of geul, door de natuur zelve ge vormd, maar die eene veilige legplaats voor schepen daarstelde', waardoor Goes met 'de Zeeuwsche stroomen' verbonden zou zijn geweest en die gemeenschap had met 'de Zwake, aan de andere zijde van de stad' (3). Hoe de waterloop vroeger precies geweest is, hebben we niet met zekerheid vast kunnen stellen en in het kader van ons onderwerp doet dat er ook minder toe. Een aanvankelijke schets voor een kaart van Goes van Jacob van Deventer uit omstreeks 1550 (de oudst bekende) (4) vermeld het woord 'mola' op de plaats waar de getijdemolen zijn werk moet hebben gedaan. Een bewaard gebleven ontwerp voor een fortificatie van Goes uit 1585 (5) toont op die plaats een symbooltje van een gebouw met een rad aan de buitenzijde. 'De plaats waar de getijdemolen zijn werk moet hebben gedaan', schreven we hiervoor en daarmee bedoelen we de plaats waar de achterhaven het dichtst bij de tegenwoordig nog aanwezige Kaai moet hebben gelegen. Of er daar oorspronkelijk een open natüürlijke ver binding of een door mensentoedoen gemaakte verbinding tussen die twee is geweest, is niet geheel duidelijk. En ook niet of er meteen bij de ingebruikneming van de achterhaven als spuibassin al sprake geweest is van de inrichting van een molen. Waarschijnlijk niet. 1-2 Functie van een spuikom molens, voortbewogen door vloedwater, ingelaten in een reservoir en uitgelaten bij eb, om dan zowel de molen te drijven alsook de haven schoon te schuren'. Zo luidt een omschrijving die S.J. Fockema Andreae geeft voor getijdemolens (6). 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 20