klooster Kerkwerve op Walcheren. Duidelijk is het niet. Maar zijn voorstelling heeft tot de verbeelding gesproken en is overgenomen door de auteur van de Tegenwoordige Staat van Zeeland (2). Een onbekende 18e eeuwse kunstenaar heeft het zelfs de moeite waard gevonden een fraaie prent van het denkbeeldige nonnenklooster te vervaardigen. Latere geschiedschrijvers hebben terecht de nonnen weggelaten en de relatie van de Wemeldingse instelling met de Johannieter Orde erkend (3). Maar het denkbeeld van een klooster is blijven hangen zoals wel blijkt uit de beschrijvingen van de commanderij in de kronieken van Bijlo en Van IJsseldijk. Beide stukken dragen de titel: "Het Sint Jansklooster". Als de St-Jansheren die in Wemeldinge resideerden, geen kloostergemeenschap vormden en samen de getijden zongen, welke taken vervulden ze hier dan wel? Waartoe diende hun aanwezigheid en wat was de functie van de instelling die ze beheerden? Op deze vragen wil ik hier een antwoord geven. Van de geraadpleegde bronnen moeten in de eerste plaats de visitatieverslagen van de Johannieter Orde genoemd worden. Dit zijn inspectierappor ten die door hooggeplaatste Ordesfunctionarissen in de jaren 1495, 1540 en 1594 van alle commanderijen in het gebied van het huidige Nederland, West-Duitsland en het noordelijk deel van Zwitserland zijn gemaakt. Ze zijn volledig bewaard gebleven en bevatten veel informatie over de afzonderlijke Ordeshuizen, ook over het St-Janshuis van Wemeldinge (4). Aanvullende gegevens zijn verder ontleend aan stukken uit het archief van de balije van Utrecht van de Johannieter Orde, het Kadaster en het archief van het waterschap de Brede Watering van Zuid-Beveland. Voordat de inrichting en opzet van de commanderij geschetst worden, volgt hier eerst een beknopt overzicht van de geschiedenis en organisatie van de Johannieter Orde en zijn eerste vestigingen in Nederland. Dit om Wemeldinge zijn plaats in een groter geheel te kunnen geven. Over Jeruzalem, Rhodos, Malta en Utrecht loopt de weg naar de St-Jans- hoek. De Johannieter Orde De geschiedenis van de Orde gaat terug tot kort voor de eerste kruistocht (5). Omstreeks 1063 werd in Jeruzalem een Benedictijner hospitaalbroederschap opgericht die zich ten doel stelde de zieken en behoeftigen onder de groeiende stroom pelgrims in de stad te verzorgen. Het initiatief ging uit van een aantal koopheden uit de Italiaanse stad Amalfi. De nieuwe instelling werd gewijd aan de schutspatroon van die stad, de heilige Johannes de Doper, en stond dan ook spoedig bekend als het Hospitaal van St-Jan (6). Na de verovering van Jeruzalem door Godfried van Bouillon en de zijnen, in 1099, vonden gewonde kruisvaarders hier verpleging en verzorging. Uit dankbaarheid en bewondering schonken ze het Hospitaal vele goederen, zowel in het Heilige Land als in hun land van herkomst. Op deze wijze verwierven de broeders zich in korte tijd bezittingen door heel Europa. De paus bevestigde in 1113 hun goederenbezit en stelde hen onder de bescher ming van de Heilige Stoel. Daarbij werd hun ook het privilege verleend een eigen groot meester als overste te mogen kiezen, en verder kregen ze toestemming eigen kerken te stichten en te bedienen. In die tijd legden zij zich alleen toe op de verpleging, maar gaandeweg namen ze ook mili taire taken ter hand. De broeders waren gedwongen de pas verworven bezittingen zelf te beschermen aangezien de nieuwe kruisvaardersstaten vanwege het gebrek aan gewapende troepen nauwelijks verdedigd konden worden. Immers het kruisleger was na afloop van de grote onderneming snel uit elkaar gevallen. De defensie-organisatie van de hospitaal broeders bleek zo effectief dat de vorsten van de kruisvaardersstaten na 1130 in toene mende mate een beroep op hen deden grotere delen van het land te beveiligen. En zij ondersteunden dat beroep met vele goederenschenkingen langs grenzen en aanvoerroutes. De omvorming van de broederschap tot een geestelijke ridderorde dateert uit deze tijd. Behalve priesters en verplegende broeders werden nu ook ridders als een soort vechtmon- niken aangenomen. Zij verbonden zich aan de Orde onder de traditionele gelofte van ar- 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 38