vaartuig aau wal zagen treden. En als de dienaar Gods allen had gezegend .leidden zij hein met het grootste eerbetoon naar het Kruis, (dat men het miraculeuze pleegt te noemen)* Nog in 1572 droeg de zijmuur der kerk een tafereel, het welk dit wonder aan het nageslacht verkondigde doch het 'laat zich gemakkelijk begrijpen, hoe zij, die de vereering van liet Kruis haatten, ook de hemelsche bekrachtiging er van wilden doen vergeten. Maar gelukte het hun deze muurschildering te vernietigen, een ander, een luider spre kend aandenken van dien wondervolleu tocht bleef overig lange jaren zouden er nog voorbijgaan, alvorens dit teeken van heil voor hun oogen werd weggenomen. Wij bedoelen den Ckminckx-ganck of, zooals een oud register, begonnen in 1505, van het Gemlsch Do iniuicanerk looste r, hem noemt, den Cno/.i-i/unrk. God n.l. had ter verheerlijking vun liet Kruis zijns Zoons en van het vertrouwen zijns dienaars gewild, dat dezes spoor en de indrukken der voeten op de plaats, waar hij hij die gelegenheid predikte, steeds zichtbaar bieren. Noch de regen en sneeuw van herfst en winter, noch het welige gras van lente en zomer konden ze onzichtbaar maken. Eens, het was in 1590, waande «een snoodaard' zich sterk genoeg, om den wondervollen Cru//s-yanck te doen verdrijven. Wat eenvoudiger middel dan den geheelen weg om te spitten? Hij neemt dus de spade ter band doch nauwelijks heeft hij aangevangen haar in den kleigrond te drijven, of daar gilt hij het uit, .want zijn armen worden door God met een verschrik kelijke pijn geslagen-. En wijl God de hardnekkigheid van die ketters kende en wist, hoe een voorbijgaande tuch tiging weldra zou worden vergeten, zoo had Hij te gelijk de armen van den onverlaat met lamheid getroffen. En als ook deze straf haar doel niet mocht bereiken, en de rampzalige later nog góddelooze woorden uitwierp tegen den Cruya-ganclz, zoo werd bij daarenboven met kreupelheid zijner voeten ge slagen. Maar toch bleef de hardnekkige in zijn gruwelen voortleven. Wanneer en hoe het Mirakuleuze Kruis van Eversdijk verdwenen is, vinden wij nergens vermeld. Waarschijnlijk zal het vernield zijn door de Calvinisten, die, zooals wij boven zeiden, in 1572 de kerk hebben geschonden, of althans in de beroeringen dier tijden verloren zijn gegaan. Pater Choquetiusdie zijn werk ten jare 1618 in het licht gaf, getuigt, dat de Coninckx-ganck.ondanks de aller treurigste tijdsomstandigheden", tot op zijn dagen was te zien. Sinds vele jaren is hij echter niet moer zichtbaar. Lang ge noeg had die stem des Heeren tevergeefs tot terugkeer ge maand 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 72