VERSLAG VAN EEN REIS NAAR ZEELAND IN 1884 door prof. dr. C. Dekker Inleiding Toen omstreeks 1935 kommissaris Maigret, een aantal uren nadat hij de deur van het buro van de Süreté aan de Quai des Orfèvres achter zich had dichtgeslagen, met de spoortrein het station van Delfzijl binnen liep, besefte hij vrijwel onmiddellijk in een hem onbekende wereld te zijn beland. Zeker, hij kende het platteland en dat zelfs in een ruime cirkel rond Parijs, maar dit voorkwam niet dat hij in het kleiland der Groningse hereboeren van de ene verbazing in de andere viel en dat zeker niet alleen omdat hij al direkt na aankomst een aardige meid moest helpen met het kalven van een koe. Georges Siménon, de schep per van de beroemd geworden kommissaris die diens belevenissen in Delfzijl vertelt in Un crime en Hollande, moet zelf die verbazing hebben gekend, toen hij het Groninger land bezocht en zich hebben gerealiseerd dat hij totaal onbekend was met mensen en ge woonten in een streek, die niet eens zover van zijn woonplaats Parijs en nog veel minder ver van zijn geboortestad Luik verwijderd was. Als behorend tot een generatie, die met reizen vertrouwd is, kunnen wij het ons maar moeilijk voorstellen, dat de situatie een halve eeuw geleden inderdaad zo lag. Een hele eeuw geleden waren zelfs binnenlandse reizen ongewoon en zo kon het gebeuren dat men van een driedaagse exkursie naar een andere provincie een reisverslag maakte om anderen van deze belevenis mee te laten genie ten. Met dit besef in het achterhoofd dient men het verslag te lezen van een driedaags be zoek aan Zeeland door drie renteniers, twee uit Utrecht en één uit Friesland, dat precies een eeuw geleden plaats vond en dat wij hier publiceren. De drie deelnemers aan de exkur sie, die een zuiver partikulier karakter had en uit een plotselinge opwelling ontstond, waren van zeer verschillende herkomst. Zij verdienen het uitvoerig te worden voorgesteld. De eigenlijke initiatiefnemer van de reis en tevens de redakteur van het bewaarde verslag is Jan Minnema van Haersma de With, stammend uit een aanzienlijke friese familie en op 25 september 1821 geboren te Leeuwarden als zoon van Daniel de Blocq van Haersma de With (1797-1857) en Volkertina Adriana Heringa (1797-1862). Hij trouwt in zijn geboor testad op 27 mei 1847 met Jacoba Cecilia Coenradina van Boelens, dochter van Jan Hen drik van Boelens en Christina Medendorp en eveneens van aanzienlijke afkomst. Behalve als beheerder van zijn grondbezit - deels ook afkomstig van de familie Boelens - treedt Van Haersma de With op als grietman, later burgemeester van Oostdongeradeel en Leeu- warderadeel en is hij lid van de provinciale staten van Friesland. Zijn vrouw overlijdt al op 1 juli 1864 op 42-jarige leeftijd, vermoedelijk als nasleep van een bevalling, want op 21 juni daaraanvoorafgaand is hun zoon Jan Minnema junior geboren. Ook de baby blijkt niet sterk en overlijdt op 5 augustus van hetzelfde jaar. Niet lang daarna keert Van Haers ma de With zijn friese goederen en ambten de rug toe en verhuist hij naar de provincie Utrecht, waar hij op 9 mei 1865 met vijf kinderen en hun gouvernante Frederika Catha- rina Aenmey zijn intrek neemt in het huis Doomeburg te Maarsseveen. Hij woont daar als rentenier en wordt in 1870 lid van de gemeenteraad van Maarsseveen en kort daarop kerkvoogd van de hervormde gemeente te Maarssen, waaronder Maarsseveen kerkelijk ressorteert. Van 1875 tot 1881 is hij sekretaris van dit kollege. Hoewel ingeburgerd in Maarsseveen en Maarssen büjft hij kontakten onderhouden met zijn geboortestreek en in dit kader komt in de zomer van 1884 zijnen ouden vriend Rense Willems Kloosterman, oud-landbouwer te Metslawier, een tijdje op huize Doorneburg in de logeer. De tweede deelnemer aan de exkursie naar Zeeland, Rense Willems Kloosterman, stamt eveneens uit een friese familie, maar dan van geringe komaf. Hij wordt op 15 maart 1809 te Driesum geboren als zoon van de landarbeider Willem Rinses Kloosterman (1783-1813) en Trientje Sjoerds Visser. Op 16 november 1839 trouwt hij te Metslawier met Froukje Hylkes Hoekstra (1818-1902), dochter van een wagenmaker. Hij weet zich op te werken 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1984 | | pagina 9