David Gillissen en Jan Willemssen hebben het er de hele avond druk mee. We komen er niet achter in hoeverre ze volgens een vast, van te voren opgesteld plan te werk zijn gegaan. Hier volgen nog enkele verklaringen. Geert Janssen van Cattendijcke verklaart: "des s'avonts ontrent thyen uren door Jan Willems sen ende David Gillissen versocht sijnde om met haer na Capelle te gaen, daerop geseght hadde, wat soude ick daer doen? Ende de twee andere daerop geantwoort, daer sal soo veel kost wesen, dat ghij u leven in sulck een vermaeckelijckheyt nyet geweest sijt" (22). Eeuwout Anthonissen verklaart: "hoe dat hij op den 16e deser door David Gillissen, mitsgaders Jan Willemssen om met haer naer Capelle te gaen te sijn aengesproocken, seggende ghij suit daer lustich eeten ende drincken, tweederhande wijn sal daer wesen, hoenders en kappoen- ders in overvloet" (23). Elias Janssen Kuijper zegt: "hoe dat hij t'savonts met sijn vrouw al te bedde leggende is opgeclopt geworden, vooren comende in 't openen van de deure, David Gillissen, mede parochiaen van Wemeldinge daer vooren heeft sien staen, seggende Elias wilt ge mede na Capelle, waerop hij deponent vraeghde wat soude ick daer doen, dat hij David Gillissen repli ceerde, seyde, lustich eeten ende drincken" (24). Elias liet zijn vrouw voor wat ze was en ging mee op pad. En Geert Janssen van Antwerpen zegt: "hoe dat des avonts ten half thyenen David Gillissen hem deponent voor de herberge de Swane heeft bij hem geroupen, seggende ghij moet gaen foeyen te Capelle u broeder Jan is al wech, waerop hij deponent seyde, is hij wech, soo gaen ick mede, want wij moeten morgen t'samen wercken" (25). Zo zouden we nog even door kunnen gaan. Het is verzamelen bij Jan Willemssen in de Maalcote, waar vandaan de groep kort na tien uur naar Kapelle op pad gaat. De groep bestaat dan uit ongeveer vijftien man (26). Er is in de persoon van Jacob Janssen zelfs een jongen van zeventien jaar bij (27). Later zal de hele groep via Kapelle naar Wijtvliet bij Kattendijke vertrekken (28). Hierop vooruit lopend wordt bijvoorbeeld Jacob Lock al meteen naar Wijtvliet gedirigeerd. Waarom dat gebeurt blijft een raadsel. Jacob Lock verklaart namelijk: "hoe dat hij op den 16en dese des avonts van den dijck van Schore door Capelle tot sijn huys comende, den voorsz. David Gillissen ontrent den ses uyren in den avont bij hem gecomen is, seggende den Balliu met Quirijn van de Moere sijn op Wijtvlyet, morgen sal hij tot der Goes op het stadhuys gebracht werden, daer als oock op Wijtvlyet sal een brave foeye wesen, dat hij die spreeckt op Wijtvlyet comende aldaer gevonden heeft den weert, B. Danckertssen, Quirijn van de Moere ende een out man die hij seyde inden Kalverendans te woonen, mitsgaders een schoemaecker die droncken was toe- genaempt Bootje, seggende jegens hem deponent compt boven, en gevende hem sijn buyck vol te dryncken" (29). De zieke waardin De groep mannen onder leiding van David Gillissen en Jan Willemssen arriveert even na elf uur in Kapelle voor het parochiehuis. Ze hebben er een flink tempo in gehad, want de beloofde feeste lijke maaltijd lokt, al is het dan ook vrijwel nacht geworden. Ze worden opgewacht door Danckaert van der Straten. Maar wat een teleurstelling, de vrouw van de waard is ziek, dus geen maaltijd: "aldaer tot Capelle comende in de gerechtscamer van 't parochiehuys, gevonden heeft Danckaert van der Straten, dat Geert Janssen jegens David Gillissen vragende waer is nu die maeltijt die gij ons belooft hebt, den voorszeyden David Gillissen, Danckaert van der Straten ende Jan Willemssen daerop antwoorden: de heeren sijn nu vertrocken, gaet met ons naer Cattendijcke, daer sijn de heeren nu bij malcanderen, daer sal de maeltijt wesen, want de 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 16