Kort nadat de groep waarin Jacob Lock zich bevindt, vanaf Wijtvliet vertrokken is, arriveert daar de groep mannen die vanaf het parochiehuis in Kapelle onderweg is. Het is mogelijk dat er nog mannen bij zijn die geloven, of althans hopen dat hetgeen wat Jan Willemssen zei toen ze van Kapelle vertrokken, waar is: "gaet naar Wijtvliet daer sal men lustich smeeren ende van alles hebben, geen bruloft is soo toebereyt" (38). Maar het is allemaal puur bedrog: "dat sij daer gecomen sijnde al staende eens droncken, ende naer de kost gevraeght hebbende door de voorschreven soldaten wederom gedwongen sijn te gaen naer der Goes" (39). Ook de verklaring van Eeuwout Anthonissen spreekt duidelijke taal: "Alsdoen haer bedrogen siende (met haer vyeren met namen Claes Adriaenssen ende sijns deponents broeder Geeraert mitsgaders Geert Janssen van Antwerpen) willende te rugh keeren, jegens haer geseght wierde: ghij lieden suit mede gaen ofte wij sullen u met pijeken voordrijven" (40). Naar Goes Zo zijn er in ieder geval twee groepen op weg naar Goes. De eerste waarin Jacob Lock zich bevindt, hoofdzakelijk bestaande uit gewapende soldaten, onder leiding van baljuw Dankerts. De tweede groep bestaande in belangrijke mate uit de mannen van Wemeldinge, die er hoe langer hoe minder zin in hebben om zich te laten voortdrijven, het onbekende avontuur tegemoet. Op een bepaald moment ontmoeten ze twee dienaars van de stadhouder die, op zoek naar hun heer, de stadhouder, daarna in tegengestelde richting op Wijtvliet aangaan. Dan is het voor de Wemeldingenaren genoeg, ze gaan gewoon niet meer verder: "dat des voor schreven stadhouders dienaers vertrocken sijnde, ende de parochianen onder malcanderen bemerekende de fyelterijen hier onde schuylende sijn op den dijck blijven sitten." Als ze dan een poosje op de dijk zitten en kennelijk te lang wegblijven, worden ze opgehaald door een aantal soldaten uit de eerste groep: "doch die van de voorste troupe te rugge keerende seijden marche, marche, haer daertoe met gewelt dwingende" (41). Het zal er waarschijnlijk niet allemaal even zachtzinnig zijn toegegaan. Ze komen op de plaats van bestemming, het Schipperswegeling buiten de stadspoorten, de toegangsweg tot de Oostpoort (42). Jacob Lock zegt dan: "sij haere troupe alsdoen in dryen verdeelt hebben, de eene sich stellende met den rugge naer de groote poorte van het binnen wegelinck, d'ander jegens haer over op het buyten wegelinck naer de veste de derde over de brugge op de steene pat" (43). En Geert Janssen van Cattendijcke: "voort gedreven sijnde naer de stad; tot het eynde van het Schipperwegelinck sijn aengestout dat hij die spreeckt beneffens sijn andere parochiaenen, comende aen de eerste balie van het voorszeyde wegelinck aldaer ontmoet ende verwillecompt sijn door Quirijn van de Moere bij handtastinge seer bevende" (44). Een aantal mannen wordt van wapens voorzien met de boodschap: "neempt een spicie". Regel matig proberen er mannen te ontsnappen, maar in dit stadium lukt dat beslist nog niet. Eén van hen, "den sone van Huijsdijck", belandt volgens de verklaring van Cornelis Anthonissen in het gedrang zelfs met het gevaar te verdrinken, in de sloot: "dat hij deponent gecomen sijnde in het Schipperswegelinck meynde wederom te rugge te gaen doch aldaer vindende een gewapent persoon voor de brugge staende, hebbende een graeuwen rock aen ende wel in het habijt, heeft haer de passagie belet, seggende waer heen, daer bij voegende hij deponent dat door voorszeyde beletten onder de maets wat gedrangh veroorsaeckende, den sone van Huijsdijck over het hooft in dulve is gevallen, met perykel van te verdryncken soo hij nyet en hadde geholpen geworden" (45). 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 18