ARMOEDE EN ARMENZORG IN GOES 1860 - 1914 door A.L. Kort Inleiding Dit artikel behandelt de geschiedenis van de armenzorg te Goes gedurende de tweede helft der negentiende en eerste twee decennia der huidige eeuw. Bij de keuze van het onderwerp speelden verschillende overwegingen een rol. Een groot deel van de bevolking was op de een of andere manier betrokken bij de armenzorg: enerzijds de zeer heterogene groep "armen" - talloze weduwen, wezen, bejaarden, invaliden, slecht betaalde arbeiders en werklozen - en anderzijds belangrijke vertegenwoordigers uit de bovenlaag der samenleving, die de armenzorg in goede banen trachtten te leiden. Een studie van de armenzorg heeft derhalve het voordeel van een breed historisch perspectief: in tegenstelling tot de traditionele geschiedschrijving treden verschillende sociale groepen binnen het gezichtsveld (1). De armenzorg was zeker vóór de Eerste Wereldoorlog een plaatselijke aangelegenheid. Wettelijke uniforme regelingen, geldend voor het gehele land, bestonden niet of nauwelijks. De gemeente kende op dit terrein een vergaande autonomie. Dit maakt een onderzoek naar de armenzorg binnen één lokatie interessant en noodzakelijk om het beeld over de landelijke situatie aan te vullen. Elet zou te ver voeren een overzicht van alle armenzorginstellingen te geven. In de vorige eeuw bestonden immers talloze instanties, die ieder op verschillende wijze probeerden het lot der armen te verzachten. Wij richten ons op het Burgerlijk Armbestuur en de diakonie van de Hervormde Kerk, omdat zij veruit de belangrijkste bedelingsinstanties waren. Bovendien leek het ons gewenst een vergelijking tussen de burgerlijke en de kerkelijke armenzorg te maken. Was er verschil in de wijze waarop zij het armenvraagstuk aanpakten? Ondersteunden zij voortdurend dezelfde catego rieën armen of richtten zij zich tot verschillende groepen? Welke maatregelen werden getroffen ter bestrijding van de armoede? Een probleem, waar we echter niet verder op kunnen ingaan, betreft de omvang van de armoede in Goes en een definitie van het begrip "armoede". Het laatste is een zeer relatief en historisch gebonden begrip. Wanneer is iemand arm? Indien we absolute maatstaven zouden aanleggen - bijvoorbeeld: een ieder met een inkomen lager dan 5,— per week is arm - moeten we bedenken, dat we onvoldoende gegevens over de hoogde der inkomens van de Goese bevolking tot onze beschikking hebben. Ook de officiële bedelingscijfers vormen geen nauwkeurige indicatie voor de omvang der armoede in de stad. We weten immers niet welke onderstandscriteria werden aangelegd. Een stijging van het aantal bedeelden hoeft dan ook niet te betekenen, dat de armoede rechtevenredig is toegenomen (2). Bij gebrek aan betere gegevens moeten we ons echter behelpen met deze gegevens. Enig inzicht in de ontwikkeling van de armenzorg geven ze wel. De onderzoeksperiode strekt zich uit van het midden der vorige eeuw tot 1914. Dit tijdvak lijkt ons van belang, omdat juist in deze periode zich, landelijk en in mindere mate ook plaatselijk, veranderingen op sociaal en ekonomisch gebied voltrokken, die de armoede en de armenzorg niet onberoerd lieten. De Industriële Revolutie, de sterke bevolkingsgroei, de urbanisatie en de opkomst van de georganiseerde arbeidersbeweging reflekteerden de overgang van de agrarisch naar de vroeg-industriële samenleving.Het is hier niet op zijn plaats deze landelijke ontwikkelingen te beschrijven, wel moeten we enig licht werpen op de maatschappelijke situatie in Goes, alvorens in te gaan op de evolutie van de armenzorg in de gemeente. Het behoeft geen betoog, dat ook deze materie allesbehalve uitvoerig kan worden behandeld (3). 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 29