namelijk de geleidelijke concentratie van katholieken in dit gebied als resultaat van migratie. Ook vóór de negentiende eeuw vond deze kennelijk al plaats. Een feit als de stichting van de schuilkerk in Kapelle, waar in 1809 nauwelijks katholieken woon den, wijst hier al op (13). Een veel directere aanwijzing vormt de spreiding van de katholieke gezinshoofden over Zuid-Beveland in 1711, waar we over beschikken (De Hullu 1913, pp. 319-321). Bijna een kwart van hen woonde destijds nog in het Oostkwartier, dat daarentegen in 1809 vrijwel geheel protestant was. In de tussenliggende periode nam in het noordoosten van het eiland het aandeel van de katholieken in de bevolking zowel relatief als absoluut af, terwijl in het Zuidwesten het tegengestelde plaatsvond (De Kok 1964, p. 148). Het is niet aannemelijk dat de verschuiving zich geheel in de korte periode tussen 1797 en 1809 heeft voltrokken, wat betekent dat ook andere redenen dan de mogelijkheid tot kerkbezoek een rol gespeeld hebben. Misschien waren deze ten dele van sociale aard en vormde de wens "onder eigen mensen te zijn" een motief. Anderzijds zal de geestelijke verzorging door ambulante priesters in een streek waar relatief veel katholieken woonden, intensiever geweest zijn dan daarbuiten. Dit kan eveneens een reden tot migratie gevormd hebben. Ook in de zeventiende eeuw moet het zwaartepunt van de katholieke bevolking van Zuid-Beveland al in zuidwestelijke richting zijn verschoven. Niet alleen nam pas toen het aantal katholieken sterk af (14), welke achteruitgang in deze hoek van het eiland toch minder geprononceerd geweest zal zijn, maar daarnaast waren de inpolderingen in dit verband van belang. In genoemde eeuw werd er alleen aan de westkant van het eiland een grote oppervlakte ingedijkt. Deze grensden voor een belangrijk deel aan Heinkenszand en Ovezande en werd waarschijnlijk in sterke mate van daaruit gekoloniseerd. Zodoende kwamen ook op het nieuwe land veel katholieken te wonen. De eerste zeventiende-eeuwse polder (1612) omvatte het grootste deel van het grondgebied van 's-Heerenhoek. Naarmate de inpoldering voortschreed kwam dit dorp dus steeds centraler binnen het westelijke deel van de streek met veel katholieken te liggen (15). 3. 's-Heerenhoek, Heinkenszand en Ovezande in 1813 3,a. De beroepsstructuur Met betrekking tot 1813 beschikken we voor de Bevelanden over een belangrijke informatiebron in de vorm van een volkstellingsregister (16). Hierin staan per gemeente, gerangschikt naar huis nummer, voor iedere inwoner ouder dan 11 jaar de volgende gegevens vermeld: naam, geslacht, leeftijd, beroep, religie, geboorteplaats en, nogal uniek, het jaar van vestiging in de gemeente. Voor de kinderen jonger dan 12 jaar wordt over het algemeen het aantal per gezin, gesplitst naar geslacht gegeven. Een andere lacune betreft de burgelijke staat, die met betrekking tot de meeste gemeenten ontbreekt. Deze is echter aan de hand van de gezinssamenstelling meestal wel vast te stellen. Om de eventuele bijzondere positie van 's-Heerenhoek te kunnen bepalen en tevens om kwantitatief wat meer houvast te hebben, zijn niet alleen voor deze gemeenten maar ook voor Heinkenszand en Ovezande de volkstellingsgegevens bestudeerd. Iri de eerste plaats werd nagegaan of 's-Heerenhoek ten opzichte van de beroepsstructuur en de plaats van de modaliteiten hierin, een speciale positie innam. De resultaten hiervan worden in tabel 3 samengevat. 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 78