Tabel 13. De ontwikkeling van het bevolkingsaantal. 's-Heerenhoek, 1837-'49, herleid tot 10 jaar; Huizen, Hindeloopen, Rhenen, 1830-'39 Gestorven' Vertrokken' Gevestigd2 Geboren2 's-Heerenhoek Huizen Hindeloopen Rhenen 16 14 21 15 27 10 17 20 26 6 13 20 20 28 24 23 In van het bevolkingsaantal in het beginjaar 2 In van het bevolkingsaantal in het eindjaar Voor een analyse van de demografische verschillen tussen de modaliteiten in 's-Heerenhoek keren we terug naar tabel 12. Deze laat zien dat de geboortecijfers van beide groepen niet van elkaar verschilden, maar dat dit duidelijk wel het geval was met betrekking tot de mortaliteit. Het relatief hoge sterftecijfer onder de protestanten wordt ten dele verklaard door vergrijzing als gevolg van migratie. Maar ook de kindersterfte onder hen was verhoudingsgewijs hoog. Hiervoor kon geen verklaring gevonden worden. Door het onderscheid in sterfteniveau vertoonde de katholieke bevol king een duidelijke natuurlijke aanwas, maar was deze bij de protestantse vrijwel nihil. Veel grotere verschillen traden echter bij de migratie op. Terwijl de katholieken een flink vestigings overschot hadden, vertrokken er veel meer protestanten dan er zich vestigden. Gerelateerd aan de gemiddelde inwonertallen moet dit verschil tussen de modaliteiten in ongeveer gelijke mate bij de vestiging als het vertrek gezocht worden. Brengen we het evenwel in verband met de oorspronkelijke omvang van de twee groepen, dan zien we een ander beeld. Nu blijken er namelijk verhoudingsgewijs nauwelijks meer protestanten (36%) dan katholieken (31 te zijn ver trokken. Het verschil zit hem daarom primair in de vestiging. Hierdoor zou, andere factoren terzijde gelaten, maar het aantal immigranten dat inmiddels overleed niet meegerekend, de katholieke bevolking met 42% en de protestantse slechts met 21% zijn toe genomen. We zouden daarom kunnen concluderen dat de katholisering niet zozeer plaatsvond door gedwongen vertrek van protestanten, die wegens hun religie ter plaatse geen bestaan meer konden vinden, als wel binnen het kader van de voor het dorp normale ruimtelijke mobiliteit. Kennelijk ging het hoofdzakelijk om mensen die ook zonder katholiseringsproces wel vertrokken zouden zijn, maar nu door katholieken werden vervangen. Tabel 14 toont echter aan dat wanneer we de gegevens per beroepsgroep bekijken, de ontwikkeling bij de arbeiders sterk in deze richting wijst, maar dat de categorie middenstand en diensten een afwijkend beeld vertoont. Een nieuw aspect vormen in deze tabel de gegevens omtrent degenen uit de bevolking van 1837 die in de volgende twaalf jaar voor het eerst ter plaatse een beroep gingen uitoefenen (aangeduid als nieuw). 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 89