Tabel 14. Ontwikkeling van de mannelijke beroepsbevolking (boeren uitgezonderd) naar beroepsgroep en modaliteit. 's-Heerenhoek, 1837-'49 aant. gest. vertr. totaal nieuw gevest. totaal groei aant. 1837 1849 arbeiders: R.K. 83 21 31 52 28 65 93 41 117 Prot. 57 30 33 63 16 12 28 -35 37 totaal 140 24 32 56 23 43 66 10 154 middenst. dienst: R.K. 31 22 22 44 48 61 109 65 51 Prot. 34 26 53 79 26 41 67 -12 30 totaal 65 25 38 63 37 51 88 25 81 In van het aantal in 1837. Bij de arbeiders was het verschil in de mate waarin er vertrokken werd te verwaarlozen, maar er vestigden zich relatief gezien meer dan vijfmaal zoveel katholieken als protestanten. In feite wordt door dit laatste bij deze groep bijna 70% van het verschil in groei tussen de modaliteiten verklaard. In vergelijking met de andere beroepscategorie was de aanwas vanuit het dorp zelf onder de arbeiders gering. Vooral bij de protestanten deed dit zich voor. wat waarschijnlijk betekent dat er wel relatief veel protestantse arbeiderszoons wegtrokken. Binnen de sector middenstand en diensten vestigden zich eveneens meer katholieken dan pro testanten. Het aandeel van de laatsten in deze immigratie was echter bepaald niet gering, zodat het verschil tussen de modaliteiten in dit geval veel kleiner was dan bij de arbeiders. De sterkste dis crepantie trad nu bij de emigratie op. In tegenstelling tot de katholieke middenstanders c.s.. trokken de protestantse namelijk massaal weg. Tenslotte bestond er bij deze beroepscategorie een duidelijk verschil met betrekking tot de aanvaar ding van een beroep door inwoners van het dorp. Dit gebeurde bij de katholieken verhoudings gewijs bijna tweemaal zo vaak als bij de protestanten. De vraag doet zich nu voor welke cijfers als "normaal" te beschouwen zijn en welke onder sterke invloed van de katholisering tot stand kwamen. Wanneer we de ontwikkeling van de middenstand in Rhenen als gebruikelijk voor deze beroepsgroep beschouwen (1830-'39 herleid tot 12 jaar: vertrokken, nieuw, gevestigd: respec tievelijk 23, 29, 38%; Harten 1974, p. 50), vallen alleen de cijfers voor vertrek bij de protestanten en die voor beroepsaanvaarding en vestiging bij de katholieken, en wel door hun hoogte, uit de toon. De conclusie kan dus zijn dat er bij de middenstanders wel degelijk van een directe verdringing van protestanten door katholieken gesproken mag worden. Daarentegen vond de katholisering bij de arbeiders kennelijk minder gedwongen en meer binnen het kader van de normale ruimtelijke mobiliteit plaats. Hierbij speelde mogelijk ook de ligging van 's-Heerenhoek weer een rol. Hier door zullen de protestantse arbeiders betrekkelijk gemakkelijk elders werk hebben kunnen vinden, zonder dat zij direct van woonplaats behoefden te veranderen. 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 90