moeten, terwijl zij in geen andere woning kunnen komen. De vroeger onbewoonbaar verklaarde woningen zijn thans weder op nieuw bezet" (6). Deze problemen brachten de gemeente ertoe vanaf 1917 het initiatief tot woningbouw in eigen hand te nemen. Subsidies aan verschillende woning bouwverenigingen, die zich toelegden op de bouw van arbeiderswoningen, en exploitatie van huizen door de gemeente zelf, moesten soelaas bieden. In de jaren na de oorlog ontbrak het zeker niet aan de nodige bouwactiviteiten: gedurende de eerste 6 jaren na de oorlog werden evenveel woningen gebouwd dan in het decennium ervóór (7). Probleem bleef echter dat er weinig betaal bare woningen werden aangeboden. Nog in 1928 werd geklaagd over "een gebrek aan goede werk manswoningen" (8). De bovengenoemde problemen beperkten zich uiteraard niet tot Goes, ze waren in de grote steden van het land nog urgenter en leken aldaar aan het einde van 1918 tot een uitbarsting te komen. In november volgden de gebeurtenissen elkaar in snel tempo op. De beëindiging van de Eerste Wereldoorlog leidde tot de capitulatie van Duitsland en de vlucht van de keizer naar ons land. In vele midden-Europese steden braken revoluties uit. Geïnspireerd door de omwenteling in Rusland een jaar eerder trachtten de revolutionairen overal radenrepublieken te vestigen. Ook in Nederland werd door de leider van de SDAP, Troelstra, de mogelijkheid van de instelling van plaatselijke raden van arbeiders en soldaten onder ogen gezien. Hij verwachtte dat de Nederlandse regering en het parlement vrijwillig afstand van de macht zouden doen (9). Helaas voor Troelstra bleek de door hem gepredikte revolutie op te veel weerstand in de samenleving te stuiten. De meerderheid van zijn eigen partij bleef het parlementair socialisme trouw, doorslaggevend was dat grote delen van het volk niets van de revolutie moesten hebben. Hoewel achteraf gezien de poging van Troelstra geen schijn van kans had - de historische voorwaarden ontbraken-, waren de tijdgenoten door de ontwikkelingen verrast en meenden overal het spook van de revolutie te ontwaren. De regering was gealarmeerd en besloot desnoods met geweld de poging tot revolutie in de kiem te smoren. Reeds op 12 november, een dag nadat Troelstra zijn radicale eisen bekend had gemaakt, werd de Vrijwillige Landstorm opgeroepen (10). De katholieke organisaties in het land waren er nog eerder bij: op 11 november hadden zij al het initiatief tot de vorming van burgerwachten, die het revolutionair getij moesten keren, genomen (11). Twee dagen later drong de overheid er bij de gemeentebesturen op aan burgerwachten te formeren om het land tegen de revolutie te verdedigen (12). In de grote steden, Amsterdam en Rotterdam, werden de burgerwachten op 14 november gesticht (13). In Goes zou het echter nog tot januari 1919 duren. Het revolutiegevaar was hier dan ook niet aanwezig. Niets gebeurde hier ter plaatse, dat in de richting van revolutionaire gisting kon wijzen. Hoe reageerden de stedelijke autoriteiten op de woelige gebeurtenissen in november 1918 en het optreden van Troelstra? In het zaterdagnummer van de Goessche Courant, dat op 16 november verscheen, werden de ontwikkelingen in binnen- en buitenland uitvoerig becommentarieerd. Terwijl over de revoluties in Duitsland met begrip werd gesproken, werd de poging van Troelstra gezien als een verkrachting van de democratische beginselen. De libraal Jac. Welieman schreef, dat enkele van de revolu tionaire eisen, zoals de afschaffing van de Eerste Kamer, het vrouwenkiesrecht, de uitbreiding van de sociale verzekeringen etc. beter langs parlementaire weg ingewilligd konden worden (14). De gemeenteraad maakte aan het gebeuren weinig woorden vuil. Tijdens de vergadering van eind november werd opgemerkt, dat de vreugde over de beëindiging van de oorlog enigszins getemperd werd "door een dreigende revolutie, doch gelukkig is de Nederlander over het algemeen van een kalmen en vooruitzienden aard en is ons land zeer waarschijnlijk ook dit gevaar te boven" (15). Ook de plaatselijke SDAP veroordeelde het optreden van Troelstra. Op een in december volgens de verslaggever van de plaatselijke krant "druk bezochte" vergadering werd gesteld, dat de SDAP-leider alleen verantwoordelijkheid droeg:"als Troelstra een vergissing heeft begaan is dit een fout van hem zelf en niet van de SDAP"(16). 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1985 | | pagina 96