MR. M.J. DE WITT HAMER, SOCIAAL, RADICAAL EN LIBERAAL, BOUWSTENEN VOOR EEN BIOGRAFIE G.P. Blaaubeen (1824- Zoon van Mr. M.P. Blaaubeen, was naast de genoemde functies kandidaat-notaris 1848-1866 en gedelegeerde eerste klasse der staatsloterij. Hij trouwde in 1864 met Mej. A. Kakebeeke en vertrok in 1866 naar Antwerpen. Mr. M.P. Blaaubeen (1798-1879). Deze liberaal startte zijn carrière als advocaat in 1823, gevolgd door zijn benoeming tot procureur in 1831; deze functies vervulde hij tot respectievelijk 1848 en 1876. In 1824 werd hij tevens benoemd tot plaats vervangend rechter tot 1879. Andere functies waren secretaris-ontvanger Baarland en Bakendorp 1828-1852, secretaris- ontvanger Oudelande 1828-1852, Burgemeester van Wilhelminadorp en Kattendijke 1831-1848. In Goes werd hij lid van de gemeenteraad in 1852, tevens werd hij wethouder, een jaar werd hij benoemd tot Burgemeester, een functie die hij tot aan zijn dood vervulde. Hij was lid van de staten van 1851-1874. Andere activiteiten die moeten worden genoemd: oprichter van de gasfabriek in 1860, en voorzitter van het dep. Goes van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen 1825-1828, en commis saris Stoombootmij Goes 1854-1862. Opgemerkt dient te worden dat hij de zwager was van J. Fransen van de Putte. C.C. v.d. Bosch (1807-1871). Grootgrondbezitter en actief landbouwer, was lid gemeenteraad 1865-1871. Broer van Dr. R.B. v.d. Bosch, arts te Goes (1810-1862). G.J. v.d. Bosch (1828-1906). Directeur Wilhelminapolder 1864-1893. Had belangen in verschillende ondernemingen, met name in de meekrapnering. Commissaris van de maildienst Londen-Vlissingen. Hij was, net als zijn vader, een zeer vermogend man. I.G.J. v.d. Bosch (1798-1880). Mede-eigenaar en directeur van de Wilhelminapolder van 1836-1864, tevens belangen in verschillende ondernemingen (met name in de meestoven op Zuid-Beveland). Hij was burgemeester van Kattendijke en Wilhelminadorp tot 1864, hij vervulde verschillende administratieve functies. Was onder meer lid van de provinciale staten van 1862-1868. Hij was getrouwd met Mej. C.A. Kakebeeke en was een der vermogendste mannen in Zeeland. H.J. Budding (1810-1870). Werd in 1834 predikant in Biggekerke, brak in 1836 met de NH kerk en werd een der leiders van de Afscheiding. Als zwervend predikant bezocht hij de afgescheiden gemeenten, waarvan hij van velen de stichter was, onder meer Nieuwdorp, Goes, Kruiningen, Krabbendijke, Borssele, Baarland en Wolphaartsdijk (allen in 1836). Hij zwierf verder door Nederland; vertrok voor drie jaar naar Amerika; kwam na allerlei omzwervingen terug als predikant te Goes alwaar hij in 1870 overleed. Dat de Afscheiding niet het werk is van één persoon, maar dat hier een (sociaal) economisch conflict manifest werd, wordt uitstekend beschreven door Drs. A. Kort in zijn artikel De afscheiding van 1834 in Goes. In Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten laat men Budding overlijden op 10 november 1877, dit moet zijn 10-11-1870, zie CG 15-11-1870, met een necrologie over H.J. Budding. Dr. A.W. v. Campen (1816-1890). Leraar en later directeur HBS te Goes. Was predikant te Opperdoes tot 1865. Later leraar en directeur HBS Goes, vanaf 1865 voorzitter afdeling Goes Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (1880). Dr. R.A. Soetbrood Piccardt (1814-1888). Archivaris en predikant. predikant Langedijk 1842-1846 predikant Pijnacker 1846-1850 predikant Goes 1850-1888 Gemeentearchivaris Goes 1861-1888 C. Comelissen (1864-1943). Geboren in een arbeidersmilieu, desondanks bezocht hij (dankzij een beurs) de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Den Bosch. Via functies in het onderwijs te Beek en Geertruidenberg werd hij onderwijzer te Middelburg. Hij leerde zichzelf Latijn en Grieks, Frans werd zijn tweede moedertaal. In deze tijd werd hij kenner van de werken van Marx en andere economische theoretici. In Middelburg werd hij lid van de Zeeuwsche Propagandaclub voor algemeen kies- en stem recht, en vervulde hij redacteurschappen bij De Volksstem en Licht en Waarheid; zie hiervoor de uitstekende reeks artikelen van B. Altena, verschenen in het tijdschrift Nieuw Zeeland. Hij was betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Bond van Landarbeiders; verder was hij medeoprichter van het anarchistisch georiënteerde NAS in 1893. Hij was medewerker van Domela Nieuwenhuis "Recht voor Allen", met hem onderhield Comelissen vriendschappelijke banden sinds 1892, ondanks dat zij ideologische geschilpunten hadden. Daarnaast had hij zitting in de centrale raad van de SDB, waarbij hij tevens de functie van internationaal secretaris vervulde. In 1892 vertrok hij uit Middelburg, om in 1897 naar Parijs te gaan. Hiervoor was hij in 1897 uit de Socialistenbond getreden wegens ideologische meningsverschillen. In Parijs werd hij, dankzij zijn al eerder gelegde contacten in de internationale socialistische en anarchistische beweging, journalist en publicist. Hij publiceerde vooral sociaal-economische wetenschappelijke werken en werd een vooraanstaand internationaal theoreticus. Hij was medewerker van vele internationale organen zoals Voix de Peuple, Bataille Syndicaliste en Bulletin International du Mouvement Syndicaliste. In het buitenland stond hij onder andere in contact met Kropotkin, J. Turner, F. Pelloutier, maar onderhield tot ca. 1910 nog persoonlijke contacten met Domela Nieuwenhuis en G. v.d. Zwaag en trad nog in polemiek met onder andere F. van der Goes en F. van Eeden. Daarna manifesteerde hij zich vooral in Frankrijk. 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 107