GERARD VAN DER WAL
F. Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Deze gigant wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste grondlegger van het anar
chisme en socialisme in Nederland. Daarnaast bemoeide hij zich met de vakbeweging en het pacifisme. Hij speelde tevens
een belangrijke rol in het internationale anarchisme en socialisme. Deze "arbeider" publiceerde rond de 200 boeken en ver
taalde een 40-tal buitenlandse geschriften (onder meer Das Kapital). Hij werkte mee aan een 70-tal Nederlandse en buitenlandse
kranten en tijdschriften, waarin hij duizenden artikelen publiceerde. Daarnaast hield hij honderden lezingen door geheel Neder
land.
1869-1871 predikant (Luthers) te Harlingen.
1871-1875 predikant te Beverwijk.
1875-1879 predikant te Den Haag.
treedt in 1879 uit de kerk, wordt socialist en atheïst.
1879-1898 redacteur en oprichter van Recht voor Allen.
1881-1897 lid algemeen bestuur Sociaal Demokratische Bond (van 1882-1887 secretaris).
1887 8 maanden gevangenisstraf wegens majesteitsschennis.
1888-1891 lid 2e kamer.
1897 wordt anarchist.
1898-1918 redacteur en oprichter De Vrije Socialist.
1879-1886 lid comité algemeen stem- en kiesrecht.
1904 lid algemeen bestuur Internationaal Anti Militairistische Vereniging.
1882-1884 lid algemeen bestuur Red. De Dageraad.
DN vervulde nog vele andere functies, maar hier hebben we de belangrijkste genoemd.
E. Douwes Dekker (1820-1887). Deze schrijver en grondlegger der "vrije gedachte" vertrok in 1838 naar Nederlands-Indië.
Hij begon als ambtenaar bij de rekenkamer te Batavia, vervolgens naar Sumatra als civiel gezaghebber (Natal).
Na geschorst en gedegradeerd te zijn begon hij opnieuw als ambtenaar in Krawang. Via secretaris van de residentie Menado
werd hij in 1851 assistent-resident te Ambina. Na een verblijf van driejaar in Nederland (1852-1855) keerde hij terug naar
Indië. Hij werd aangesteld in 1856 als assistent-resident te Lebak; in 1857 nam hij na een conflict ontslag. De conflicten waren
het gevolg van de solidariteit van Douwes Dekker met de inlandse bevolking, en zijn walging van zijn landgenoten die zich
verrijkten ten koste van de inlanders. Terug naar Europa, zonder geld of perspectief, via de landroute, verbleef hij in Frankrijk,
Duitsland en België. In deze omstandigheden schreef hij in 1860 Max Havelaar. Vanaf die tijd trachtte hij door middel van
lezingen en publicaties zijn inkomen te verdienen. Maar drijfveer was en bleef de verontwaardiging en solidariteit met de ver
drukten in Indië en Nederland. Douwes Dekker was de pionier van de vrije gedachten en opende zijn scherpe aanvallen op
de hypocrisie, de burgerlijkheid, de kerk, de politiek, de belangen der kapitalisten en de rechtspraak, die in dit in stand hielden;
hij kon niet anders. Zo werd hij het geweten van Nederland en had grote invloed op het geestelijk en politieke klimaat van
die tijd.
Dr. A.P. Fokker (1840-1906). Arts te Goes 1865-1877, hoogleraar te Groningen 1877-1906. Hij vervulde veel maatschappe
lijke functies te Goes. Verder was hij lid van de Centrale Gezondheidsraad.
Mr. E. Fokker (1849-1936), griffier staten van Zeeland, was onder meer lid van de 2de kamer, voorzitter van de Raad
van Beroep op de arbeidsverzekeringen en lid van het hoofdbestuur van de latere Liberale Unie.
J. de Fouw (1803-1869). Grootgrondbezitter en aandeelhouder in verschillende ondernemingen, vervulde verschillende
administratieve functies.
I.D. Fransen van de Putte (1822-1902). In 1838 trok de jonge Van de Putte naar zee, volgens de ene bron als lichtmatroos,
volgens de andere bron als koopvaardijofficier. Dit lijkt mij gezien zijn afkomst en de bevestiging door andere bronnen correct.
Hij bevoer tien jaar de zeeën om in 1849 in Nederlands-Indië aan land te gaan. De eerste vijf jaar was hij administrateur bij
een suikerfabriek op Java. In 1854 werd hij mede-eigenaar en vervolgens eigenaar van de suikerfabriek Pandja; dit resulteerde
hierin dat hij als vermogend man terugkeerde naar Nederland. Na een kort verblijf te Goes, vestigde hij zich te Delft en ging
samen met zijn broer in zaken, zo werd hij onder meer eigenaar van een garancinefabriek (1860), gevolgd door een tweede
fabriek in 1862. Ook was hij mede-eigenaar van de bank Fransen van de Putte en Zn (Goes). In 1862 werd hij voor de liberalen
lid van de tweede kamer, en werd aldaar een der voormannen der jong-liberalen en binnen de partij tegenspeler van Thorbecke
(1798-1872). In 1863 werd hij benoemd tot Minister van Koloniën tot aan de val van het kabinet Thorbecke in 1866. Hij werd
hierop formateur en formeerde het kabinet Fransen van de Putte, dat het 3 maanden volgehouden heeft. Na deze periode werd
hij weer lid van de kamer, maar na de dood van Thorbecke en de val van diens kabinet werd hij wederom minister van koloniën
en onbetwist leider der liberalen. In 1873 werd hij tevens de minister van marine. In 1874 werd hij wederom lid van de kamer
om deze functie in 1880 te verruilen voor het lidmaatschap der eerste kamer; deze functie vervulde hij tot aan zijn dood. Naast
zijn politieke aktiviteiten bleef hij medefirmant van zijn broer en vond nog tijd om bestuurder te worden bij de Nationale
Levensverzekeringsbank.
106