DE VERVLOEKTE DAM van de Canadese soldaten, die met modderwater in hun laarzen en angst in hun harten op die ver vloekte Dam, die Satansbrug lagen Rond middernacht die eerste november 1944 rukte de B-Compagnie van de Calgaries langzaam op achter de vuurwals van de Canadese Divisie-artillerie over die smalle klinkerweg met die vele hin dernissen. Halverwege gevorderd kwamen zij onder hevig geconcentreerd Duits afweervuur te lig gen, waardoor het 12e peloton helemaal werd vernietigd en het 10e peloton de commandant verloor en ook verder zware verliezen leed. De overlevenden kregen opdracht terug te trekken, te her groeperen en er opnieuw tegenaan te gaan. Bij het aanbreken van de dag werd de opmars hervat met D-Compagnie onder Majoor McKenzie in de spits, het oog vast gericht op die zeedijk aan het eind van de Dam. Zij werden op de voet gevolgd door de overlevenden van B-Compagnie, die enkele boerderijen, die rond het Walcherse eind van de Sloedam lagen zouden moeten veroveren. McKenzie wist inderdaad door te dringen tot de Walcherse wal, waar hij een versterking onder de voet liep en vijftien krijgsgevangenen wist te maken. Aan beide zijden werden gevoelige verliezen geleden. Om 09.33 uur had D-Compagnie een klein bruggehoofd gevormd en de andere Compag nieën sloten zich weldra bij hun spits aan ter consolidatie van het veroverde steunpunt. Vijandelijke mortierbommen zetten de aanvalsroute in vuur en vlam. De Canadezen klampten zich als hongerige wolven aan elke meter veroverd terrein vast, maar tenslotte maakte het overmachtige kruisvuur van de verdedigers elke verdere vooruitgang onmogelijk. De Calgaries lagen daar in volle dekking, omdat geen duimbreedte open grond kon ontsnappen aan de bundels machinegeweervuur en de scherpschutters, terwijl er toch nog maar een 600 meter hoefde te worden afgelegd. Het ondersteuningsvuur van de eigen artillerie slaagde er niet in de hardnekkig verdedigende vijand te neutraliseren. De granaten vielen voornamelijk in het water en de modder en sorteerden weinig effect, terwijl de Duitsers hun 81 mm en 60 mm mortieren met dodelijke precisie hun werk lieten doen. Om 16.00 uur werden de overlevenden van D- en B-Compagnie door een felle Duitse tegen aanval uit het bruggehoofd geworpen. A-Compagnie had toen reeds alle officieren verloren en was de Commandant van C-Compagnie voor de derde keer gewond geraakt. D- en B-Compagnie kregen bevel het vuurcontact te verbreken en op de uitgangsstellingen terug te vallen, terwijl A- en C- Compagnie zich moesten hergroeperen in de grote krater halverwege de Dam en daar wachten op nadere bevelen. Rond 21.00 uur die eerste november kwam de ordonnans van mijn Compagniescommandant, kapi tein Camille Montpetit, ons waarschuwen dat alle bevelvoerenden zich op de Compagniesstaf dien den te melden voor een ,,0-Group", een soort krijgsraad die aan elke op handen zijnde operatie voorafging. Ik zal nooit de gezichten van mijn mannen vergeten, grillig verlicht door enkele kaarsen en een olielamp. Iedereen was gladgeschoren en klaar voor vertrek naar de rustplaats in België. Ik vroeg me af wat deze conferentie kon betekenen. Zouden we eindelijk mogen afnokken en van onze broodnodige rust gaan genieten? Of was het nu onze beurt om in het hellevuur van de Dam te worden gejaagd? Mijn mannen zeiden onder elkaar: ,,Het is uitgesloten dat ze ons gaan gebruiken voor een derde aanval, nu gebleken is dat dit geen enkele zin heeft. Majoor Roberts, onze Compag niescommandant, is al naar 's-Heer Arendskerke vertrokken om ons vervoer naar Lier te regelen. De vrachtauto's staan daar al op ons te wachten!" Ik luisterde naar deze bemoedigende woorden en werd er half en half door gerustgesteld. Bovendien was ons bataljon sterk gedecimeerd. Sedert 5 juli 1944 waren wij onafgebroken in actie geweest. Gedurende vier maanden van zware strijd tus sen Normandië en de Schelde hadden we slechts twee dagen rust gekend tijdens onze terugkeer naar Dieppe. Onze compagnieën waren tot een derde van de normale sterkte geslonken en de gevreesde 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 11