EEN GOESE ORGANIST ONTSPOORT
moet. Opnieuw, in oktober 1648, deed de magistraat een tevergeefse poging om de openbare orde
in de Wandelkerk, en ook wel elders in de stad, te handhaven (13). De volgende maand vernemen
we dan eindelijk eens iets over een optreden van stadswege in de kerk. Op zondag 8 november was
het 's avonds weer als vanouds vol rumoer in de Wandelkerk. Op aanwijzingen van burgemeester
Van der Straten (die met z'n klavecimbel op zolder, dus een muziekliefhebber) hadden de dienaren
van de baljuw een knaap bij zijn lurven gepakt en in de stok gezet. In dit strafwerktuig, feitelijk
een paar voetboeien (14), werd de ongelukkige ter lering en vermaak voor de deur van de kerk
geplaatst. Meteen was de vader van de jongen aanwezig, en kwam bij de burgemeester verhaal
halen. Adriaen Geertssen Beenhacker eiste vrijlating van zijn zoon, omdat dit een oppassende en
onschuldige vent was. Later verklaarde de burgemeester dat hij in de daaropvolgende woordenstrijd
voor het oog van de massa beledigd was. Dit kon hij in zijn hoge ambt niet over zijn kant laten gaan,
en hij startte een proces wegens smaad tegen Beenhacker. Dit werd een slepende affaire. De aange
klaagde moest op eigen kosten in gijzeling gaan in de herberg van het Kolveniershof aan de Wijn
gaardstraat. Daar was hij verplicht te blijven totdat hij schuld bekennen zou. De laatste aantekening
in het register van boetstraffelijke zaken over dit proces betreft een nieuwe verzoeningspoging tussen
de procureur van de stad en de advocaat van Bcenhacker op 23 april 1649. Hoe het verder met de
knul en zijn vader afliep valt hier niet uit op te maken (15).
En dan zijn we in het voor meester Pieter zo fatale jaar 1650 beland. In mei of juni 1650 trad een
dochter van Jacob Verberch, schepen van Goes, in het huwelijk. De bruiloft werd gevierd in het
ouderlijk huis van de bruid, staande bij de Ganzepoort (16). Verberch was niet de eerste de beste:
hij was zoals gezegd schepen, doch tevens als directeur betrokken bij de werkzaamheden aan het
nieuwe rechte havenkanaal van Goes, dat in 1651 gereed zou komen. In zijn milieu was een bruiloft
een groot familiefeest, met zang, dans en muziek. In die tijd kostte een dergelijke bruiloft ongeveer
2000,— ofwel een kleine 350. Ter vergelijking: in 1645 waren zes personen voor de som van
3 twee dagen bezig met het verslepen van het kanon uit, en weer terug in de stadsschuur vanwege
de viering van de inname van Hulst (17). Vrijwel geen hervormde bruiloft kon het in de 17de eeuw
stellen zonder frivole zang en dans; de speelman was daarbij een graag geziene gast (18). Te Goes
waren zeker ook speellieden voorhanden. Wie er bovendien ook was: meester Pieter. Hij was op
het feest om het bruidspaar ,,met sijn conste van speelen te vereeren". Dit deed hij door het huis
orgeltje te bespelen. Van een onbewaakt ogenblik had de organist later geprofiteerd om even een
dutje te doen. Onverlaten, wellicht enkele jongelui die regelmatig 's avonds in de Wandelkerk kwa
men, hadden de ongelukkige in zijn slaap op zijn stoel vastgebonden. Groot was diens woede, toen
hij, wakker geworden door het gelach rondom hem, zich zijn toestand gewaar werd. Daar zat hij,
vastgebonden ,,als een sot ende tot allemans spot". Groen en paars van nijd had hij zichzelf met
veel moeite kunnen bevrijden. Hierna was hij tegen alle aanwezige bruiloftsgangers uitgevaren. Als
een boze fee had hij bij het op hoge benen verlaten van het pand het noodlot over het bruidspaar,
zijn gastheer en de overige gasten afgeroepen. Dit doende was de organist bij de voordeur gekomen.
Als uiterste poging om zijn woede tot uitdrukking te brengen en schrik aan te jagen stak hij zijn
mes in de post van de voordeur. Hiervan waren de aanwezigen inderdaad zeer geschrokken; tijdens
het proces werd op deze met symboliek beladen daad diep ingegaan. Dit gebaar met het mes her
kende men in die tijd nog als een dreigement om op alle verwanten van de huiseigenaar wraak te
nemen. Ook de andere aanwezige gasten werden door de wrekende organist met een vete bedreigd.
De verdediger van meester Pieter, advocaat Blaaubeen, gaf toe dat zijn cliënt in zijn heethoofdigheid
inderdaad wraak had willen nemen. Dit was de betekenis van het mes in de deurpost. Hij pleitte
echter voor begrip voor de woede van meester Pieter. Met dit betoog ontzenuwde Blaaubeen de
131