F.H. DE KLERK opzet van de baljuw, meester Johan van Baerlant, om de verdachte een poging tot doodslag in de schoenen te schuiven. In zijn tevoren uitgesproken eis had de baljuw aan de schepenen voorgespie geld dat de organist met zijn mes een van de gasten aan de deurpost had willen vastprikken. De baljuw zag er slechts toeval in dat het mes in het hout was blijven steken. Hoewel doodslag, of een poging daartoe, veel minder zwaar werd aangerekend dan moord, gold het toch weer ais een zwaar der misdrijf dan een dreigement tot wraak. Vandaar dat de advocaat besloten had om dat laatste dan maar toe te geven (19). Na deze korte uitweiding over het proces hervatten we ons verhaal waar we gebleven waren, eind mei of begin juni 1650. Nadat de bruiloft voor de musicus zo abrupt geëindigd was, ging het enkele dagen later opnieuw fout met hem. nu in de kerk. Waarschijnlijk was meester Pieter Hols nog steeds overspannen van alle gebeurtenissen van de afgelopen dagen. In de kerk ging hij als een dolleman tekeer tegen enkele kinderen. Wederom hanteerde hij hierbij zijn mes; gelukkig bleef het ook dit keer bij dreigen. Misschien waren de jongelui ook op de bruiloft geweest, of hadden zij op andere wijze de agressie van de organist opgewekt. Aanwezige volwassenen die meester Pieter tot de orde wilden roepen kregen zelf ook de wind van voren. Volgens zijn verdediger was de organist die dag naar de kerk gegaan om iets aan het orgel bij te stellen. Toen hij enige tijd tevergeefs op Lancksweert de orgeltrapper had zitten wachten, besloot hij zich in De Gouden Leeuw op de Grote Markt een versterkende dronk te gunnen. Beneden in de Wandelkerk kreeg hij het vervolgens aan de stok met de jongelui en enkele passanten. Daarna ging de getergde musicus vanuit de Wandelkerk te voet door de Korte Kerkstraat naar de kroeg op de hoek van de markt en de Sint Adriaanstraat. Dit hore- capand, thans Grote Markt 21, werd in die tijd gedreven door Jan Pieters Sijnoutskercke (20). Blaau- been meende dat de arme organist in de kerk en in de kroeg zijn hersens overwerkt had, doordat hij teveel met het orgel bezig was geweest. Buitenkomend uit De Gouden Leeuw kreeg de drank vat op hem; de organist ging moeizaam lopend huiswaarts. Straatjongens hadden dat snel in de gaten, en zij begonnen hem na te lopen en te roepen. De organist, normaal al een gifkikker en nu ook nog eens boven zijn theewater, raakte snel over zijn toeren. Zijn opgekropte woede ontlaadde zich tegen ene Maerten Janssen Masuer. De toedracht van de confrontatie is ons niet geheel duide lijk. De baljuw meende dat Masuer ook in De Gouden Leeuw zat, en daar een dodelijke messteek van de organist ontving. Diens advocaat wist echter te melden dat er weliswaar een messteek aan Masuer was toegediend, doch dat de wond volgens de dokter en de chirurgijn niet dodelijk of zelfs maar gevaarlijk was. Het slachtoffer Masuer was inderdaad niet dodelijk gewond. Als grijsaard overleed hij in 1697 te Goes (21). Blaaubeen meende, dat Masuer eerst de overspannen organist had staan uitlachen. Hierop zal dan een fel weerwoord van de organist gevolgd zijn. Daarop had Masuer zijn opponent gedreigd met een eind hout ,,te tracteren". In de daarop volgende worsteling was Masuer op het mes van de orga nist gelopen, die daar zelf weinig schuld aan had. Meester Pieter kon over het gebeurde tussen Masuer en hem geen zinnig woord meer uitbrengen vermits sijn ontstelde herssenen". Daarna was de organist dan eindelijk gearresteerd door de baljuw. Op weg naar de gevangenis in de stadhuisto ren kwam de optocht een der twee burgemeesters, op dat moment meester Cornelis van der Nisse of Mattheus Eversdijck tegen. Toen deze magistraat de stoet staande hield en de arrestant begon te berispen, reageerde deze furieus. Hij bedreigde tot overmaat van ramp dit voornaam personage ook nog eens met zijn mes. Achteraf kon meester Pieter niets meer uitbrengen over zijn houding tegen over de burgemeester. Zijn gedrag was volgens zijn advocaat ,,gecauseert (veroorzaakt) uyt expresse ende loutere desperatie (door pure uitzichtloosheid) vermits sijnen droevigen staet daer hij nu in 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 134