DE VERVLOEKTE DAM ineens vandaan hadden kunnen komen en weldra had ik voor mezelf het antwoord op deze bran dende vraag, toen we bij de enorme kraterhindernis midden op de Dam waren aangeland. Er waren dus twee grote kraters! Niemand had ons hierop gewezen en het was ook niet te zien geweest op die luchtfoto. Dat verklaarde voor mij alles, al bleef de wroeging (tot op de dag van vandaag) aan me knagen. Bij het oversteken van de diepe hindernissen moesten wij tot aan de borst door het ijskoude water waden, sommigen raakten verward in het prikkeldraad en wisten zich met moeite te bevrijden. We hadden bij het doorschrijden van deze ellendige rattenval nogal wat tijd verloren en moesten ons dubbel inspannen om niet achterop te raken bij onze vuurwals, die nu echter in toenemende mate werd doorkruist door tegenvuur van Duitse zijde. Mortierprojectielen begonnen te vallen en ver hoogden de sinistere sfeer van het bleke schemerduister wat de naderende dageraad aankondigde. Wij bevonden ons plotseling tussen twee vuren: voor ons de eigen artillerie en achter ons dat van de zich inschietende Duitsers. Ik merkte dat één van de Arsenaults was verdwenen. Bidoche, een K Belg, lag dood aan mijn voeten. Met Roger Mathen sprong ik in een dekkingsgat. Nu vielen de Duitse mortierinslagen rondom ons. Toen het vuur wat werd verlegd, hielp Mathen mij uit het gat te kruipen, want we moesten tenslotte toch vooruit. Blijven liggen tot je werd afgeslacht had ook geen zin. Daar waren we niet voor gekomen. Toen ik Roger's hand greep, voelde ik plotseling warm bloed langs mijn linkerarm lopen! Roger Mathen, de Belg, schreef hierover in zijn boek „Herin neringen van een frontsoldaat": ,,Toen ik dat moddergat wilde verlaten, waarin ik met Luitenant Forbes dekking had gezocht, greep ik hem bij de arm om hem overeind te helpen. Ik voelde een warme vloeistof over mijn hand lopen. Snake schreeuwde toen dat de luitenant gewond was geraakt. Peloton 17 was practisch door het vuur vernietigd en had opgehouden te bestaan. Een man bewoog zich in het water vlak naast me. Met hoevelen waren we nog overgebleven? Ik riep Jules, Jacques en De Merlis. Ik tuurde naar de dijk die voor me opdoemde. Ik zag figuren bewegen en door elkaar lopen. Toen voelde ik een hevige schok en viel in een gat met een hevige pijn in mijn zijde. Tenslotte gingen mijn zijde en mijn been als lood wegen en ik verloor het bewust zijn". Tot zover Roger Mathen. _Ik was dus ook gewond: een diepe snijwond aan de linkerpols. Ik raakte in paniek, ik werd razend van woede, ik schreeuwde, zwaaide met mijn armen en joeg degenen, die daartoe nog in staat waren, uit hun dekking. Als in trance stormden we voorwaarts naar het eind van de Dam. Plotseling stuitten we op een 88-mm kanon. Twee soldaten kwamen achter het kogelschild tevoorschijn met opgestoken A handen. Een van ons sprong de Krauts als een dolleman naar de keel, waarna het stel als vechtende kemphanen over de grond rolde. En zo waren we eindelijk toch waar we voor waren gekomen: op Walcheren! Ik zocht koortsachtig naar die zeedijk rechts van de Dam, maar zag niets dan water. Daarna liepen we maar door in westelijke richting. Onze artillerie had het vuren gestaakt. Duits mortiervuur viel nu ver achter ons in de modder. Ik bereidde me op het ergste voor. Elk moment konden we nu oog in oog komen te staan met de vijand. En ik had niet eens een bajonet tot mijn beschikking. Maar er was niets dat bewoog. De verkeersweg naar Middelburg leek eindeloos met zijn lege dekkingsgaten en verspreid liggende gesneuvelden. Wat verderop zag ik een landweg, die de verkeersweg kruiste om daarna in een betonnen onderdoorgang in de spoordijk te verdwijnen. Bij dit kunstwerk gingen we in stelling, zodat we de wegkruising verderop konden bestrijken. Ik K telde de koppen en ik bleek nog acht man over te hebben, met inbegrip van twee Belgen. En we waren met ons twee en twintigen vertrokken! Ik vroeg me af waar peloton 17 kon zijn gebleven. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 15