LT. CHARLES FORBES RMWO. VERTAALD DOOR B P. BURKUNK BL. Later vernamen wij dat de sergeant, die als waarnemend commandant optrad, al in de eerste minu ten van de aanval was gedood en dat de rest van het peloton ergens onderweg was blijven steken. Aan de andere kant van de verkeersweg kreeg ik ineens luitenant De Merlis in de gaten, die zich daar in een boerderijtje had genesteld. Ik nam contact met hem op en hij zei: ,,Ik blijf waar ik ben, want mijn peloton is goeddeels naar de bliksem. Ik heb nog maar een paar man over". Ik ant woordde: ,,Wij zitten hier vlakbij en houden dat kruispunt in de gaten. Heb je ons dan helemaal niet opgemerkt, Camille?" Langzamerhand werd het klaarlichte dag en mijn horloge vertelde me, dat het 06.00 uur was. We hadden dus twee uur nodig gehad om 1500 meter af te leggen. Ik zag op mijn kaart, dat we onze oorspronkelijke doelen zo'n 2500 meter achter ons hadden gelaten. Zouden de Schotten ons weten te vinden als ze kwamen om ons af te lossen? Zouden de Duitsers zich hebben teruggetrokken uit hun dijkstellingen bij de Sloedam? Men had ons beloofd dat we rond 05.00 uur zouden worden af gelost. Onze Compagniescommandant was in geen velden of wegen te bekennen. We hadden ook geen radio meer tot onze beschikking. Ik stuurde mijn ordonnans naar De Merlis om zijn mening te vragen over onze situatie. De Merlis antwoordde slechts dat hij bleef waar hij was tot hij werd afgelost. Hij had eerder zijn eigen ordonnans teruggestuurd naar Zuid-Beveland met de kaartcoör- dinaten van de plaats waar hij zich bevond. Er heerste nog steeds totale stilte. Alleen in een oorlog komen dergelijke contrasten voor. Het ene moment hoort men zijn eigen stem niet en dan kan je zonder moeite het hart van je buurman horen kloppen. De fijne herfstregen wist overigens van geen ophouden. Door de grauwe ochtendnevels kon ik nu duidelijk ons oorspronkelijke doelwit zien: de zeedijk die zich ter weerszijden van de Sloedam in de verte verloor. Daar zaten we dus: tussen Middelburg in het westen, de Sloedam in het oosten en wie weet hoeveel Boches in de andere windstreken om ons heen. We waren van alle kanten ingesloten: door het zeewater, de slikken van het Sloe en de onzichtbare linies van de Duitsers. Ik hoorde dat we maar een paar gevangenen hadden gemaakt bij het passeren van de Walcherse wal Het was inmiddels 07.00 uur en er was nog steeds geen Limey (8) te bekennen. Onbehagelijke gevoelens bekropen me bij de gedachte dat onze aflossers zich ook vechtend een weg zouden moeten banen waarbij we beslist last zouden krijgen van hun artillerie. We zaten rondom in het water van de inundaties. We hadden slechts één machinegeweer met een twaalftal patroonhouders tot onze beschikking, voorts hadden we geweren en handgranaten. Mijn wond bloedde niet meer en deed ook helemaal geen pijn. Ik keek telkens vol verwachting in de richting van de zeedijk, waar ik elk ogenblik onze aflossing hoopte te zien komenPlotseling, zag ik het goed? Ja, daar kwamen soldaten aan, ze sopten door het drassige terrein en droegen machinegeweren en munitiekisten met zich mee. Ze kwamen onze kant op, dat kon niet missen. Zij hadden geen andere keus, tenzij ze open en bloot over de spoordijk wilden gaan. Duitsers??? Nee.... Ja, het waren Duitsers, kennelijk op de terugtocht. Zo'n 75 man liep daar moeizaam in ganzemars door de plassen te sjokken. Zij hadden hun lange winterjassen aan en ze zaten van top tot teen onder het slik. Ze moesten ons rakelings passeren, dat kon gewoon niet anders. Het was duidelijk, dat zij ons nog niet hadden opgemerkt, dat ze er geen flauw vermoeden van hadden wie hier was binnengedrongen en hun enige terugweg naar de eigen linies versperde. Wij hadden ons geluidloos verspreid en lagen verscholen langs de dijkbermen en tussen het spaarzame struikgewas langs de weg. Ik zou zelf het sein tot de aanval geven door als eerste het vuur te openen. Ons machinegeweer stond vlak boven mij opgesteld. Ik lag ter hoogte van het maaiveld met mijn Browning in de aanslag. Ik beefde zo sterk, dat ik het wapen moest opleggen om behoorlijk te kunnen mikken. En toen verscheen de eerste Duit ser op nauwelijks twaalf pas afstand van onze hinderlaag. Op zijn rug droeg hij een munitiekist. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 16