VOLKSHUISVESTING IN GOES, 1860-1940
A. L. Kort.
Inleiding
In onderstaand verhaal worden enige historische aspecten van de volkshuisvesting in Goes belicht.
In de meeste literatuur wordt het begrip „volkshuisvesting" omschreven als de maatschappelijke
zorg voor het wonen van het gehele volk (1). Deze definitie is zeer ruim en omvat niet alleen de
woonsituatie van het „gewone volk", maar ook die van de andere sociale groepen. Wij beperken
ons onderzoek tot de huisvesting van de arbeiders en middenstanders in de gemeente. Samen
vormden zij de overweldigende meerderheid van de bevolking en gezien de zeer vage onderlinge
scheidslijnen is het niet mogelijk het perspectief te richten op één van beide klassen.
Het belang van het onderwerp is evident en blijkt onder andere uit de overstelpende hoeveelheid
literatuur, die aan de woningbouw in het heden en verleden gewijd is (2). Volkshuisvesting is het
studieobject van een onophoudelijke reeks boeken, brochures, rapporten en statistieken, die ons
vanaf het midden van de vorige eeuw tot in onze tijd overstromen. Reeds in een betrekkelijk vroeg
stadium hebben tijdgenoten het sociale belang van de huisvesting onderkend: noemden de initiatief
nemers van de Woningwet-1901 de woonsituatie immers niet het hart van de sociale kwestie? Zij
beschouwden de volkshuisvesting kennelijk als de spil van de samenleving waaromheen de
verhouding tussen rijk en arm, kapitalist en arbeider was gegroepeerd. Op deze wijze beschouwd
is enige kennis van de woningbouw in Goes van belang voor een beter begrip van de sociale
geschiedenis der stad.
De plaatselijke volkshuisvesting is tot nu toe nauwelijks onderwerp van historisch onderzoek
geweest en dit terwijl het bronnenmateriaal overvloedig is: verslagen van het gemeentebestuur en
de gezondheidscommissie, berichten in de krant en speciale dossiers over de woningbouw vormen
voor de historicus een welhaast onuitputtelijke informatiebron. Teneinde het onderzoek enigszins
te structureren moesten we een selectie maken. Het accent ligt op de volkshuisvesting gedurende
de tweede helft van de vorige eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw. Geheel willekeurig
is deze keuze overigens niet. Rond 1860 kwam het probleem van de volkshuisvesting ook in Goes
in de belangstelling te staan; in de hierop volgende decennia tot de Eerste Wereldoorlog werden bij
tijd en wijle pogingen ondernomen tot verbetering der woningen voor de minder gegoede klassen,
uiteindelijk resulterend in de eerste uitbreidingsplannen van de gemeente, die in het Interbellum
grotendeels werden gerealiseerd. Tussen de beide wereldoorlogen veranderde het stadsgezicht in
belangrijke mate: rondom de oude binnenstad werden nieuwe wijken aangelegd, waarvan de meeste
tot op de dag van vandaag zijn blijven bestaan. Behalve deze chronologische afbakening beperken
we ons onderzoek ook enkel tot de sociale aspecten van de volkshuisvesting. Hoe groot waren de
huizen? Wat betaalde men voor een woning? Was er sprake van overbevolking? Dit zijn enkele voor
beelden van vragen waarmee we ons bezighouden. Economische en architectonische aspecten, hoe
interessant deze op zich beschouwd ook mogen zijn, blijven nadrukkelijk buiten beschouwing. Het
artikel pretendeert allesbehalve volledigheid: het zet slechts algemene lijnen uit, die in toekomstige
détailstudies nader kunnen worden gemarkeerd. De studie is niet meer dan een eerste terrein
verkenning en vanwege het voorlopige karakter ervan is een samenvattende slotbeschouwing achter
wege gelaten.
21