VOLKSHUISVESTING IN GOES, 1860-1940
de arbeiderswoningbouw. Enerzijds wenste het particuliere initiatieven op het gebied van de volkshuis
vesting te stimuleren -en was hier het streven van „Help U zeiven" geen mooi voorbeeld van?- ander
zijds waakte het angstvallig voor het probleem dat de bouw van goede en betrekkelijk goedkope
woningen in de stad arme sloebers van het platteland zou aantrekken. Dit probleem werd door het
uitbreken van de landbouwcrisis in de jaren zeventig zeer urgent. Tegen deze achtergrond moeten we
dan ook de totstandkoming van een stedelijke bouwverordening in 1875 zien. De verordening stelde
onder andere eisen aan het interieur van woningen: de vertrekken moesten aan bepaalde minimum
eisen voldoen. Verder werd bepaald dat kelders niet tot woningen mochten worden ingericht en
eigenaren konden zelfs worden gedwongen de verhuurde ruimten te onderhouden (19). Ondanks het
verzet van enkele raadsleden, die in de bouwverordening een aantasting van de wel zeer letterlijk
opgevatte liberale beginselen zagen, werd de verordening door toedoen van de progressieve liberalen
in de gemeenteraad goedgekeurd. J. A. A. Fransen van de Putte, woordvoerder van de laatste groep,
maakte duidelijk dat voor hem sociale motieven doorslaggevend waren. De „huisjesmelkers", die hoge
huurprijzen vroegen en er niet voor terugdeinsden soms meer dan twee gezinnen in één bouwvallig
pand onder te brengen, konden in zijn ogen niet hard genoeg worden aangepakt (20). Het eigen belang
van de gegoede burgerij prevaleerde wellicht niet, maar speelde desondanks wel degelijk een
belangrijke rol. Gaf de burgemeester dit zelf ook niet toe, toen hij in 1898 opmerkte dat het
gemeentebestuur de bouw van arbeiderswoningen niet stimuleerde en zich strikt hield aan de
voorschriften van de bouwverordening, waardoor de toeloop van landarbeiders naar de stad
enigszins afgeremd werd (21)? Onder geen beding mocht Goes uitgroeien tot een luilekkerland voor
de sociaal zwakken.
Geen initiatief van de gemeente tot arbeiderswoningbouw derhalve, wel stond ze toe dat particuliere
bouwers aan de rand van de stad woningen bouwden op grond, door het stadsbestuur in erfpacht
afgestaan: in de Mattheus Smallegangesbuurt, de Van de Spiegelstraat en het Bekhof verrezen in
de loop van de negentiende eeuw enkele arbeiderswoningen (22). Niet alleen met de bouwverorde
ning oefende de gemeente in de vorige eeuw enige invloed uit op de volkshuisvesting. Hoewel een
duidelijk bouwbeleid ontbrak, wilde ze toch enigszins voorkomen dat particuliere bouwers op wille
keurige plaatsen woningen neerzetten. Toen in 1868 de bebouwde kom van Goes werd uitgebreid
door de demping van de vest tussen de Koepoort en de Keizersdijk, werd naar een geschikte bestem
ming voor het nieuwe gebied gezocht. De plaatselijke krant had reeds een jaar tevoren de hoop uit
gesproken dat de bouwgrond volgens een vast plan" ingericht zou worden „en niet, zoo als nu
vaak het geval is, door hier en daar woningen in allerlei vorm, als het ware neder te werpen" (23).
Een raadscommissie nam in 1868 dit advies kennelijk ter harte, want ook zij stelde dat de gemeente
in het verleden te veel had toegegeven aan verscheidene aanvragen om bouwgrond, hetgeen tot een
zeer onregelmatige bebouwing had geleid. De gemeente mocht dan ook in de ogen van de commis
sie ,,geene gronden tot dat einde meer af staan, vóór dat een geregeld plan van uitbrei
ding der stad zoude zijn aangenomen". Dit bouwplan, opgesteld door de architect I. H. Hanninck,
voorzag onder andere in de aanleg van de Stationsweg, ,,eene breede luchtige straat", waaraan in
de loop der tijd herenhuizen zouden verrijzen. Met dit plan in de hand kon de gemeente toezicht
uitoefenen op de woningbouw in dat gedeelte van de stad waar in de toekomst een bevolkingsconcen
tratie werd verwacht (24).
Met de in 1866 opgerichte Gezondheidscommissie, die het stadbestuur moest adviseren op het
gebied van de openbare gezondheid, beschikte de gemeente over een instrument waarmee het peil
van de volkshuisvesting kon worden gecontroleerd. Het werkterrein van de commissie was zeer
ruim: de controle op de kwaliteit van het drinkwater en de voeding, de riolering en de huisvesting
waren aan haar zorgen toevertrouwd. Voordat de stedelijke autoriteiten de bouw van een nieuwe
25