A.L. KORT woningvraagstuk ter sprake had gebracht en het gemeentebestuur gevraagd had „over hun plannen voor woningbouw voor de arbeidende klasse", verscheen nog datzelfde jaar een twintig pagina's tel lend rapport van de hand van F. G. C. Rothuizen, getiteld „Plannen tot uitbreiding der gemeente Goes" (6). De plannen voorzagen in de aanleg van twee nieuwe wijken. Bouwplan I. dat een grootte van ruim 6 HA had, was geprojekteerd in het gebied tussen de Voorstad en het station; bouwplan II met een oppervlakte van bijna 4 HA werd begrensd door de Westsingel en de Middelburgsestraat. Beide wijken boden ruimte aan ongeveer 500 woningen. In de uitvoering van het uitbreidingsplan zag Rothuizen een belangrijke taak voor de gemeente weggelegd: de grond moest door haar worden gekocht of onteigend; de aanleg van straten, riolering, waterleiding, straatverlichting, plantsoenen en beplanting diende de gemeente zelf ter hand te nemen. De onteigende grond kon worden verkocht of in erfpacht worden afgestaan aan particulieren en woningbouwverenigingen, die volgens duide lijke voorschriften van de plaatselijke overheid moesten bouwen. De gemeente diende in zijn ogen niet zelf te bouwen, ze moest enkel voorzien in de behoefte aan bouwgrondmoet in 't bijzonder de groote belangen onzer stad in het oog houden, waar 't betreft uitbreiding onzer gemeente op zoodanige wijze, dat ook van verfraaiing der plaats met recht kan gesproken worden". Rothuizen liet zich niet duidelijk uit over het type woningen, dat in het nieuwe stadsgedeelte zou verrijzen. Arbeiders- of middenstandswoningen, het interesseerde hem niet, als de bouwplannen maar ,,in de eerste plaats wat betreft de architectuur aan noodzakelijke eischen van goeden welstand voldoen, zoodat een harmonisch geheel wordt verkregen"De bouwplannen werden in de gemeenteraad besproken en met een enkele marginale wijziging goedgekeurd (7). Eind 1917 werd tot onteigening van de grond overgegaan (8). De in 1916 opgerichte woningbouwvereniging Nieuw Goes kocht met voorschotten van rijk en gemeente een gedeelte van het terrein in Bouwplan I om hier vervolgens in 1918 de eerste woningen neer te zetten: 35 woonhuizen en 1 winkel (9). Nieuw Goes was de eerste vereniging, die betrokken werd bij de uitbreidingsplannen van de gemeente. Na de oorlog schoten ook andere woningbouwverenigingen als paddestoelen uit de grond: Algemeen Belang in 1919, een jaar later gevolgd door De Middenstandswoning. Ons Streven en St-Willibrordus (10). Gedurende de periode 1918-1923 bouwden de vijf verenigingen meer dan 250 woningen in beide bouwplannen. Onderstaand staatje geeft een overzicht van de aantallen, verdeeld over de verschil lende bouwverenigingen: Ook de particuliere woningbouw herstelde zich vanaf 1920 in enige mate, nadat in dat jaar de regering met een premieregeling voor zelfstandige bouwers was gekomen (12). In 1923 evenwel meende de overheid dat de crisis in de bouwnijverheid was afgelopen. Bijdragen krachtens de Woningwet en premies ten behoeve van de particuliere bouw werden dan ook prompt ingetrokken (13). De gevolgen hiervan voor de plaatselijke woningmarkt waren verstrekkend. De woningwet- bouw stagneerde abrupt. Tot ver in de jaren dertig zou de woningbouw geheel in particuliere handen blijven (14). In 1923 ook werd besloten tot opheffing van de hierboven genoemde huurcommissie, nadat de minister het gemeentebestuur te verstaan had gegeven ,,dat voor Uwe gemeente het vrije verkeer voor de woningmarkt kan worden hersteld" (15). Protesten van de commissie, die stelde dat indien de huurcommissie werd opgeheven, een sterke stijging van huurprijzen zou te vreezen Vereniging Nieuw Goes Aantal woningen in 1923 146 18 30 36 35 Lokatie I (89) II (55) De Middenstandswoning Ons Streven St-Willibrordus Algemeen Belang I II II II dl) 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 36