VOLKSHUISVESTING IN GOES. 1860-1940
Getracht is hier een stuk sociaal werk te verrichten en hun, die dit niet gewoon waren, een
geriefelijk, behoorlijk net afgewerkt huis te verschaffen waar inzonderheid de vrouw des huizes
ook de prikkel zal voelen, het netjes te houden" (40). Arme stadsgenoten, die op deze wijze een
heropvoeding genoten: zo ongeveer moeten de autoriteiten hebben gedacht. De optimistische
verwachtingen werden evenwel snel de grond in geslagen. Gevallen van wanbetaling en huur
achterstand waren frequent; een enkele keer werd zelfs tot huisuitzetting besloten (41). Het initiatief
tot de bouw van deze woningen bleek echter al met al een druppel op een gloeiende plaat. De huis
vesting van de minder bedeelden, die voor hun armetierig huisje in de binnenstad nog geen 1,50
per week betaalden, bleef het zorgenkind van de gemeente. De woningnood voor de beter gesitu
eerde burgers werd daarentegen minder acuut. Voor deze mensen werd in de loop der jaren twintig
voldoende woonruimte geschapen, voornamelijk door particulieren en een enkele keer door een
woningbouwcoöperatie. In 1926 zette Nieuw Goes een complex van 30 woningen voor spoorweg
beambten in Bouwplan III - onderdeel van het Uitbreidingsplan-1924- neer (42).
Twee jaar later kon volgens het gemeentebestuur al niet meer van woningnood worden gesproken,
maar slechts van een tekort aan arbeiderswoningen.... (43). Het was de plaatselijke gezondheids
commissie, die tot haar opheffing in 1934 bleef wijzen op de vele ondeugdelijke woningen in de
stad. Haar verslagen tonen ons in welke erbarmelijke omstandigheden sommige gezinnen nog in
het begin van de jaren dertig leefden. De beschrijvingen, die zij van de geïnspecteerde woningen
gaf, waren zakelijk en droog, maar daarom juist zeer treffend. Van een woning aan de Molendijk,
die slechts uit een woon-slaapkamer, gang en keuken bestond, werd genoteerd:
,,De vloer van de gang is dusdanig verrot dat zich op verschillende plaatsen groote gaten bevinden
waardoor het niet is uitgesloten dat een der bewoners of een toevallige bezoeker een ongeluk zal
overkomen. De zijmuur van de gang is gescheurd, zoo, dat van een voldoende scheidingsmuur niet
meer kan worden gesproken, daar op verschillende plaatsen gaten zijn ontstaan welke uitkomen in
de kamer van perceel 6". Ook de keuken was niet veel soeps: ,,De vloer bestaat uit planken, steenen
en modder. De planken liggen los zoodat het regenwater in de keuken kan doordringen en
plassen vormt onder de losliggende planken..." (44)
Met dit verslag van de gezondheidscommissie zijn we inmiddels beland in de jaren dertig. Het
uitbreken van de wereldcrisis in 1929 liet ook de woningbouw niet ongemoeid. De door de regering
gevoerde deflatiepolitiek leidde tot lagere produktiekosten. Particuliere bouwondernemers
beschouwden de woningbouw als een betrekkelijk waardevaste belegging en daarom zeer aantrekke
lijk in een periode van economische recessie. Zo gezien was het niet verbazingwekkend dat de
particuliere woningproduktie in de jaren dertig een hoogtepunt bereikte. In 1934, op het dieptepunt
van de crisis, werden in Nederland maar liefst bijna 50.000 woningen gebouwd. De woningbouw
van verenigingen en gemeenten liep daarentegen zienderogen terug (45). In Goes was een en ander
wel heel duidelijk zichtbaar. De plaatselijke woningmarkt werd nagenoeg geheel beheerst door de
particuliere bouwnijverheid. Aan de Zaagmolenstraat, Oude Singel, Heernisseweg en aansluitend
op Bouwplan II in de richting van de Middelburgsestraat verschenen woningen, waarvan alleen
de goed gesitueerde werkmankon profiteren (46). Pas in 1936, toen de ekonomische vooruitzichten
wat rooskleuriger leken, vroeg de vereniging Ons Streven het gemeentebestuur toestemming tot de
bouw van 16 „eenvoudige arbeiderswoningen" in de Schelde- en Couwervestraat. Het verzoek
moest volgens Crucq, voorzitter van Ons Streven, worden ingewilligd daar in zijn ogen de afgelopen
jaren „voornamelijk groote en kleine middenstandswoningen" gebouwd waren en de toch al krappe
arbeiderswoningmarkt verder bedreigd werd door omzetting van oude woningen in de binnenstad
in opslagruimten (47). Op advies van Rothuizen, die de motieven van Crucq onderschreef, willigde
het gemeentebestuur het verzoek in. De huur van de nieuwe woningen werd op 3,30 a 3,40 per
week vastgesteld en was daarmee niet veel lager dan die van de andere woningen in hetzelfde bouw
plan (48). De ekonomische politiek van de overheid beoogde behalve een loon- en prijsdaling tevens
41