A.L. KORT
het huurniveau te verlagen. In 1933 vond in Goes de eerste huurverlaging plaats. Een aantal
bewoners van De Middenstandswoning vroeg en kreeg in dat jaar een verlaging van 10% (49). Twee
jaar later volgde een algehele huurverlaging (50). Het resultaat was dat aan het einde van de jaren
dertig de huishuren in de naoorlogse wijken met gemiddeld 1,a 1,50 waren gedaald. Profi
teerden de huurders van deze ontwikkeling? De bewoners van de panden aan de Westhavendijk in
elk geval niet. In 1938 betaalden zij voor hun huisje zelfs nog iets meer dan in 1926: de huur was
inmiddels opgelopen tot iets minder dan 3,per week. Pas in 1938 werd tot een verlaging van
ruim twee kwartjes besloten (51). Maar ook de bewoners van andere stadsdelen kwamen ten gevolge
van de crisis en de massale werkloosheid in grote problemen. De leegstand greep ook in Goes om
zich heen, al was ze lang niet zo groot dan die elders in het land. In 1933 merkte het gemeente
bestuur op: ,,Voor het eerst, sinds lange jaren, kwam het voor, dat er gedurende eenigen tijd een
20- a 25 tal verschillende woningen leegstonden". Op een totaal van circa 2500 woningen betekende
dit een leegstandspercentage van nog geen 1, een in vergelijking met het landelijk cijfer zeer laag
percentage (52). Van de 18 huizen die De Middenstandswoning bezat waren er in de jaren dertig
gemiddeld 5 a 6 onbewoond (53). De arbeiderswoningen aan de Westhavendijk kenden in de tweede
helft der jaren dertig een gemiddelde leegstand van 15%. In 1934 wist de exploitant Nieuw Goes
van deze buurt te melden ,,dat de huurinning van de bewoners steeds moeilijker gaat"Bij tijd en
wijle werd de huur opgezegd of sprong het armbestuur de bewoner bij. Ook gebeurde het dat een
huurder met een forse huurschuld met de noorderzon was vertrokken (54). De woningbouw
vereniging Ons Streven kampte met dezelfde problemen: de huurachterstand liep met name in de
eerste helft van de jaren dertig dusdanig op. dat sommige huurders aangeraden werd een goedkopere
woning te zoeken (55). Leegstand, achterstallige huur en incidentele huisuitzettingen: het waren
kenmerken van de volkshuisvesting in de crisistijd, die waarlijk niet tot Goes beperkt bleven. Van
huurstakingen, zoals die zich elders in enkele grote steden van het land voltrokken, was daarentegen
in Goes geen sprake. De nood zal ook hier onder sommige gezinnen groot zijn geweest: de
verdienste van de Westhavendijkbewoners lag in de jaren dertig niet veel hoger dan 10,— a 12,
in de week en dan te bedenken dat ze hiervan een derde deel aan huur moesten afstaan (56). De
hiervoren reeds meermalen genoemde gezondheidscommissie viel in de jaren dertig ten prooi aan
de bezuinigingswoede van de regering. In 1934 was haar opheffing een feit. In dat jaar blikte zij
enigszins weemoedig terug op haar werkzaamheden in de voorafgaande decennia. Ofschoon haar
oordeel over de ontwikkelingen der volkshuisvesting ongetwijfeld gekleurd was, mogen we niet
twijfelen aan de integriteit waarmee het werd uitgesproken. Hoewel de situatie in de jaren dertig
in de ogen van de commissie nog verre van ideaal was, had zich de woonsituatie in gunstige zin
gewijzigd. De kwalitatieve vooruitgang van de woningen was zeker niet in de laatste plaats de
oorzaak van het dalende sterftecijfer onder de bevolking (57). Vele andere factoren hadden hiertoe
zeker ook bijgedragen: de verbetering der voedsel- en drinkwatervoorziening alsmede de aanleg van
de riolering. De periode tussen de beide wereldoorlogen had al met al een behoorlijke bouw
activiteit te zien gegeven. In totaal werden 1100 woningen gebouwd, waarvan de verdeling over de
verschillende categorieën als volgt was:
73 herenhuizen
502 middenstandswoningen
525 arbeiderswoningen (58)
Dit betekende aan jaarlijkse toename van gemiddeld 50 woningen. De woningfrequentie vertoonde
over de periode 1909-1940 het volgende beeld:
42