L.M. HOLLESTELLE LMz. letterlijk onderversterking - wordt een gebouw bedoeld aan de voet van de werf. Een andere bena ming is voorhof of nederhof. Werf en voorhof waren omgeven door een gracht. In de voorhof was de poort en d.m.v. een schuinlopende brug waren werf en voorhof met elkaar verbonden. (9) De rekonstructie van de berg van Troje te Borssele naar Braat (afb. 1) laat zien hoe we de werf en het voorhof moeten voorstellen. De werf en het voorhof waren gemeenschappelijk bezit van de adelijke geslachten. In Zeeland waren de erven deelbaar, de kwade Zeeuwse lenen: ieder van de eventuele erfgenamen kreeg zijn deel. In de keur die Floris de Voogd, oom van Floris V, in 1257 voor Zeeland uitvaardigde, staat dat de werven en de voorhoven ondeelbaar zijn en dus gemeenschappelijk bezit waren. (10) Maar de werven met de voorhoven raakten buiten gebruik. Zoals we al zagen verloor de werf zijn oorspronkelijke functie, de kunstmatige woonhoogte, door de aanleg van de ringdijk in het midden van de twaalfde eeuw. Zijn specifieke functie, de versterkte hoogte, verloor de werf door de opkomst van stenen kastelen, waardoor het hoogte aspekt geen waarde meer had en door de veranderende strijdmethoden. Door gebruik van vuurpijlen was een houten verdedigingswerk niet erg effektief. Ook was de werf defensief van opzet. Bij belegering sloten de verdedigers zich op en wachtten op hulp van buitenaf. Bij stenen kastelen konden de verdedigers uitvallen doen, beschermd door de boogschutters op de torens. (11) Toch werd niet naast elke werf en stenen kasteel gebouwd, want tegenover de 39 werven, die met zekerheid op Zuid-Beveland zijn teruggevonden, staan 20 kastelen, waarvan een deel niet als vervanging van een werf is gebouwd. Hierdoor wordt het verschil tussen de hoge en de lage adel zichtbaar. De constructie van een werf en voorhof was betrekkelijk eenvoudig en niet kostbaar omdat het geheel werd opgetrokken van hout. Het bouwen van een kasteel was slechts financieel haalbaar voor de hoge adel. Bovendien was deze ook niet vies van een beetje meer luxe. Door contacten met het Midden-Oosten was daar behoefte aan ontstaan. (12) Aangezien er te 's-Heer Hendrikskinderen een stenen kasteel is gebouwd, kunnen we daar de volgende conclusies uit trekken: 1. het kasteel is door een hoog adelijk geslacht gebouwd; 2. het kasteel is aan het einde van de dertiende eeuw gebouwd. Wat er met de voorganger van het kasteel, de werf en het voorhof, is gebeurd is niet bekend. Zoals we al eerder zagen werd in 1350 een stuk land te 's-Heer Hendrikskinderen "t Werf ende 't voerhofgenoemd. Het perceel was met nog twee andere, "Brandshof en die Boemghaert" gemeenschappelijk bezit van Jan van Beaumont en Wisse uten Poele. De tekst lokaliseert deze percelen niet nader. (13) Hier zien we dus duidelijk dat de wer ven gemeenschappelijk bezit waren, zelfs toen ze hun functie verloren hadden. De werf van 's-Heer Hendrikskinderen bleef nog eeuwen in het landschap staan. In 1875 werd de werf onder toezicht van J. A. Bevier de Fouw afgegraven door de Goese arbeider J.F. Plompe. Deze vond er niets bijzon ders. (14) Dr. J.C. de Man heeft in de vorige eeuw onderzoek gedaan naar vluchtbergen in Zeeland. We laten voor de verandering hem aan het woord: "Toen ik hem 9 september 1891 bezocht, wees een landman zijn vroegere plaats aan in de wei met het witte hek of de Bergwei, doch gansch duidelijk werd het mij niet. Hij lag op eenigen, maar gerin gen afstand van het dorp, aan een binnenweg, die naar Goes gaat, thans omringd van goede weilan den maar zonder bouwland. De Bergweide heeft den breeden watergang nog naast zich, die zeker nog de oude afwatering is en oudtijds het binnenwater naar zee voerde. Het scheen mij, dat de berg lag aan een bocht van dien watergang; vlak bij den heuvel vormde de weg een driesprong, zoals ik ook vaak in Walcheren opmerkte; en van die drie wegen liep een vlak op den berg uit. Duidelijk lag rondom de weide een sloot maar van een oud voetpad ofeene groote hoeve was niets te bespeu ren. Hij lag dus zeer eenzaam doch eeuwen geleden, lag hij aan den weg naar Goes. Men kon hem alzoo van den aanvang te water bereiken of langs den kleiweg, die zeker zeer slecht was. In 1834 was hij nog 7,25 M. hoog en had de eigenschap van reeds verre zichtbaar te zijn, vermoedelijk omdat de Poel vlak land is." (15) 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 56