HET KASTEEL VAN 's-HEER HENDRIKSKINDEREN Uit de beschrijving die De Man hier geeft, kunnen we wel het een en ander halen wat ons beeld van "t Werf ende 't voerhof' kan bevestigen. De voormalige gracht is min of meer nog terug te vin den in de sloot rondom de weide. Dat de wegen allemaal naar de werf leiden is goed te verklaren, vanwege de positie die de werf innam. Kenmerkend is dat De Man zoekt naar een hoeve, waar de ambachtsheer doorgaans woonde. Gaf de bron uit 1350 geen nadere plaatsaanduiding van de werf, De Man geeft de kadastrale sectienumers 145, 149, 150, 146 en 149bis. (16) In zijn bijvoegsel van zijn artikel over de vluchtbergen in Walcheren vertelt hij dat de Poelberg ten zuid-oosten van de kerk van 's-Heer Hendrikskinderen lag (17) Afbeelding 2 geeft aan waar de werf ongeveer heeft gelegen. Nadat de werven hun oorspronkelijke en specifieke functie verloren hadden werden ze gebruikt voor uiteenlopende doeleinden. Soms kwamen ze in gebruik als molenberg. Ook heeft men er wel duiventillen op geplaatst of galgen op gezet. Dit onderstreept hun bijzondere positie. Immers molens, duiventillen en galgen duidden op heerlijke rechten toekomend aan de ambachtsheer. Op de Poelberg heeft echter geen molen gestaan. (18) Situatie-schets 's-Heer Hendrikskinderen met aanduiding van de werf ten zuidoosten van de kerk en het kasteel ten noordoosten. Ruychrok van de Werve Zoals we al eerder concludeerden moet het kasteel, dat we kennen als de 's-Heer Hendriksburg, door een hoog adelijk geslacht zijn gebouwd aan het eind van de dertiende eeuw in de buurt van de werf. Dat hoog adelijke geslacht is het geslacht Van Schenge dat in de dertiende eeuw het ambacht 's-Heer Hendrikskinderen in bezit had. Het kasteel werd ten noorden van de werf gebouwd en ten noordoosten van de kerk tegen de dijk die in 1147 was aangelegd. Deze dijk was lange tijd de zeedijk. Ds. J. Ab Utrecht Dresselhuis vertelt in zijn Wandelingen door Zuid- en Noord-Beveland dat het kasteel diende om de noordelijke zeedijk te dekken, een min of meer strategische plaats. (19) Het geslacht Van Schenge is echter al haar bezit kwijt geraakt, waarschijnlijk als gevolg van haar partijkeuze in de opvolgingsstrijd die na de dood van de zoon van Floris V, Jan I, in 1299 uit barstte. Een aantal Zeeuwse edelen, waaronder ook de Van Schenge's, verzetten zich tegen de benoeming van Jan van Avesnes tot de nieuwe graaf van Holland en Zeeland. (20) In 1331 was een zoon van Jan van Avesnes, Jan van Beaumont, ambachtsheer van 's-Heer Hendrikskinderen. Hij Goes 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 57