HET KASTEEL VAN 's-HEER HENDRIKSKINDEREN twee tekeningen naar oudere van Isaac Hildernisse van 1694 (afb. 6 en 7) (50), een pentekening door A. Rademaker uit het begin van de achttiende eeuw (afb. 4) (51), een gravure van H. Spilman naar de tekening door C. Pronk en een steendruk door Steuerwald en Co. naar een tekening van M.A. Brandt, beide het kasteel voorstellend in 1743 (afb. 5) (52) en een afbeelding van het kasteel in zijn direkte omgeving in de Croniek van Smallegange uit 1696 (afb. 3) (53) We hebben drie afbeeldingen die ons het kasteel laten zien in het laatste decennium van de zeventiende eeuw. In die tijd is het kasteel aangepast en verfraaid. Het is niet meer een statuskasteel voor de adel, maar een buitenplaats voor het rijke stadspatriciaat, in dit geval het geslacht Van Schilperoort. We laten oog getuige Mattheus Smallegange aan het woord om ons een indruk te geven van het kasteel op het einde van de zeventiende eeuw: "Het Kasteel of Slot, rontom in sijne Wateren liggende, met sware schoone, en noch heldere muuren, heeft van binnen een vierkant voorhof, en vele treffelijke Kameren en vertrekken, met diepe Wijd- loopende Kelderen. In voortijden wierd dat beseten bij de Edele Heeren van Maelstede, onder welke Wolfaert, in het jaar 1440, dese Riddelijke Woning verkocht aen Heer Jan Ruychrock van de Werve, wiens Wapen noch boven de poort aen den ingank gesien word. In mijn jonkheit heb ik, op een muur van dit Slot, vele wapenen van dit Geslacht, en als een Stam boom, met Loofwerkken aen malkander gehecht, geschildert gesien; maer als ik na eenige jaren daer weder quam, met insicht om het selve uit te teekenen, vond ik alles uitgedaen, en dien muur suiver wit: doch naderhand mij dese Stam-tekening ter hand gekomen zijnde, wil ik hier deselve wel bijvoegen. Van dit Slot, met de omliggende daeraen hoorende Landen, is de tegenwoordige besitter den Ed. Heer Robbert van Schilperoort, het selve gekregen van Sijne Ed. Vrou Moeder uit het geslacht van Ruychrock van de Werve voortgekomen, op welke dit goed was verstorven; die 't Kasteel seer heerlijk verciert heeft, met ongemeen schoone hoven, tuynen, plantagien, bosschen en anders; het Water ende Vivers daer rontom loopende van nieuws gediept en schoongemaekt zijnde, soo dat men daer nu grooten overvloed van aengename visschen op heeft. "(54) Het moet inderdaad goed toeven zijn geweest in en om het kasteel! Eén van de afbeeldingen naar Isaac Hildernisse is een plattegrond, (afb. 7) Deze laat ons duidelijk zien hoe de grondvorm van het kasteel er uit heeft gezien. Deze vorm is zonder meer middeleeuws: vierkant met dikke muren. Andere Nederlandse voorbeelden van deze middeleeuwse vierkante kasteelbouw zijn het Muiderslot bij Muiderberg en het kasteel van Medemblik. De bebouwing bin nen de kasteelmuren is een L-vorm. Deze kastelen zijn eind dertiende, begin veertiende eeuw gebouwd. (55) Op de afbeelding van de plattegrond van het kasteel staat een schaalverdeling in Rijn landse voeten. Met de wetenschap dat 1 Rijnlandse voet circa 31,4 cM is, kunnen we de maten van het kasteel globaal uitrekenen. Het totale grondoppervlak bedroeg zo'n 1100 M2. De rechthoekige binnenplaats had een oppervlakte van ongeveer 460M2. De plattegrond laat ons alleen de beneden verdieping zien. Er waren beneden drie ruime zalen. De kleine had een oppervlakte van ongeveer 42 M2, de middelste 79 M2 en de grootste 89 M2. Op de scheiding van de laatste twee was het toilet. Zoals we uit de plattegrond kunnen opmaken waren het er twee. Of er sprake is geweest van een dames- en herentoilet is meer een lollige opmerking dan een goede constatering. Isaak Tirion vertelt in zijn Tegenwoordige Staat van Zeeland dat het kasteel een gebouw is met een vierkante voorhof en ruime zalen en vertrekken.(56) De houten brug met de ingang bevond zich aan de zuid westzijde van het kasteel. De twee torens, waarvan één hoektoren, bevonden zich aan de noord oostzijde. Misschien zijn ze daar gebouwd vanwege het uitzicht dat torens meestal geven. In dit 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 67