DE KOGEL DOOR DE KERN De toestand van de al eerder belaagde kerk van Welzinge, en die van de kerk van Nieuwerve is na de oorlogshandelingen dusdanig dat herstel niet meer wordt overwogen. Wanneer begin 1584 Oranje aan Middelburg (als ambachtsheer van Oost-Souburg) octrooi verleent om tot herstel van de verwoeste Souburgse kerk een extra belasting te heffen, geldt deze heffing ook voor de inwoners van Welzinge. Zij worden door de stad, ook ambachtsheer van Welzinge, geacht mee te betalen aan de restauratie van de kerk, die zij, sinds het verval van hun eigen kerk, wekelijks bezoeken (96). Alle genoemde voorbeelden betreffen nederzettingen die momenteel als Wüstungen of als geredu ceerde dorpen kunnen worden beschouwd. Men kan ons tegenwerpen dat deze gegevens onvol doende bewijsmateriaal leveren voor onze stelling dat herstel van het kerkgebouw een belangrijke voorwaarde is voor het voortbestaan van een dorp. Misschien waren de ten dode opgeschreven nederzettingen dat reeds voor de verwoesting van hun kerk? En misschien zijn sommige dorpen ondanks wederopbouw van hun kerk tot Wüstung of reductie vervallen? Op de eerste vraag moeten we het antwoord goeddeels schuldig blijven. We kunnen hier herinneren aan de eerder genoemde nederzettingen waarvan we aanwijzingen vermeldden dat ze al vóór 1572 in moeilijkheden verkeer den. Daarnaast valt nog te wijzen op de ook al eerder belaagde kerk van Welzinge. Verder lijkt ook Ellemeet al voordien in weinig gunstige omstandigheden te verkeren (97). In enkele van deze kernen betekenen de oorlogshandelingen tijdens de Opstand het definitieve einde na een reeds eerder ingezette ontwikkeling met weinig voorspoed. Van de in de tweede vraag geopperde mogelijkheid zijn ons maar heel weinig voorbeelden bekend. We kunnen wijzen op Westkerke en Eikerzee. In Eikerzee is het proces van reductie echter van recente datum, namelijk van de jaren na de watersnoodramp van 1953. We halen nog een in dit verband belangrijke en waarschijnlijk illustratieve kwestie aan. Ze onderstreept het grote belang van het kostenaspect bij de wederopbouw en maakt ook iets duidelijk van de tegenkrachten waarmee de Staten soms te maken hadden. Tevens grijpt de kwestie terug op het punt van kerkelijke schaalvergroting dat Janse noemt. Aanleiding vormt de slechte toestand van de kerkgebouwen van Serooskerke en Grijpskerke. Kennelijk hadden de reparaties aan de laatstgenoemde kerk weinig verbetering opgeleverd. Gecommitteerde raden achten wederopbouw financieel niet haalbaar (herstel zou met excessive kosten gepaard gaan), en besluiten dat het ministersschap van Serooskerke na Gapinge en dat van Grijpskerke na Bottinge soude getranspor- teert worden. De kerken van Gapinge en Buttinge behoeven namelijk aanzienlijk minder restau ratie. De inwoners van Seroos- en Grijpskerke voelen niets voor dit combinatieplan, en doen in 1577 via hun predikanten het voorstel: laten de Staten het geld dat ze voor restauratie van de Gapingse en Buttingse kerken bestemden, liever steken in de veel duurdere restauratie van hun kerkenhet tekort zal dan door de plaatselijke gemeenten zelf worden opgebracht, op dat de bedie- ninge van Godes woord niet uyt haare plaatsen na elders getransporteert soude worden (98). Hoe deze zaak precies is afgelopen is niet bekend. We vermoeden dat ze noch voor Serooskerke noch voor Grijpskerke erg ongunstig is geëindigd. We weten dat rond 1650 de ambachtsheer van Buttinge pogingen in het werk stelt om de kerk te herbouwen (99). En aangezien een kerk zonder predikant incompleet is, laat de ambachtsheer van Buttinge en Zandvoort, Nicolaes Waleus (dom heer te Utrecht), de Staten in 1648 weten dat hij met de parochianen een overeenkomst heeft bereikt inzake de kosten van wederopbouw der kerk, en op grond hiervan verzoekt hij om een predikant voor Buttinge (100). Het verzoek wordt nog eens herhaald in 1660 en dan afgeslagen (101). Speelt de positie van de indiener een rol? Zijn collega van Grijpskerke boekt in 1604 in elk geval meer succes (102). En de stad Middelburg, bezitster van de ambachtsheerlijkheid van onder vele andere Popkensburg, gelukt het ter plaatse van de verwoeste kerk aldaar een nieuwe te stichten (103). Ook Waarde verkrijgt medewerking bij de wederopbouw van de al in de oorlog vervallen, en later nog eens door bliksem getroffen kerk (104). 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 101