A.P. DE KLERK
Tenslotte: tegenkrachten konden ook uit onverwachte hoek komen. In een heel enkel geval wordt
kerkherstel getraineerd door toedoen niet van wereldlijke, doch van geestelijke zijde. De predikant
van het Walcherse Serooskerke, met blijkbaar tijdelijk de gelovigen van het zwaar gehavende
Vrouwenpolder onder zijn gehoor, ziet die groep node vertrekken en doet daarom, overigens
vergeefs, pogingen om Vrouwenpolder kerkelijk bij Serooskerke in te lijven (105).
De besluitvorming; betekenis van de Hervorming
In het algemeen hechtte de kerkelijke overheid uiteraard groot belang aan het herstel van de
beschadigde kerkgebouwen. Op het hoogste niveau geeft zij hiervan blijk in 1581. De dit jaar te
Middelburg vergaderende nationale synode, de tweede na die van Dordrecht, zendt een smeek
schrift aan Oranje. Daarin komen expliciet de noodzakelijke réparations des temples ter sprake,
naast al het andere noodzakelijk genoemd voor de voortgang van het evangelie (106). Ook op een
lager niveau zet de kerkelijke overheid zich in voor de voortgang van de herbouw van kerken. Zo
steunt de classis Tholen in 1586 een verzoek van de inwoners van Sint Annaland; die vragen de
Staten (immersgoede voesterheeren der gemeynte Christi) om medewerking bij de reparatie van
de vervallen kerk en bij de aanstelling van een predikant (107).
De band tussen kerk en staat was nauw. En de kerkgebouwen speelden hierbij een niet te verwaar
lozen rol. Zo was het geweest vóór de Reformatie, en zo bleef het in nog sterkere mate tijdens
en na de Reformatie (108). De kerkgebouwen hebben als zodanig in de hervormingsbeweging een
factor van betekenis gevormd: een bruikbare kerk maakte de eredienst mogelijk. Ze trok mensen
aan: naast de dikwijls nog kleine kern van lidmaten een bredere kring van belangstellenden (109).
Daar tegenover staat dat waar aanhangers van het nieuwe geloof woonden, aan een kerkgebouw
behoefte werd gevoeld. De Staten, zelf evenzeer aanhangers, zullen dit ook hebben beseft en zoveel
mogelijk dienovereenkomstig gehandeld hebben. Financiële middelen voor de wederopbouw
waren echter maar beperkt aanwezig. Bij de bepaling van prioriteiten zal de financiële factor dan
ook stellig een belangrijke rol hebben gespeeld, maar toch zeker ook het besef van de grote
betekenis van de kerken in het hervormingsproces. Daarbij: de aanwezigheid van een groep van
lidmaten en sympathisanten impliceerde ook materiële steun aan herstel en wederopbouw, al zullen
we ons daarvan geen overdreven voorstellingen hebben te maken. Toch illustreert de eerder
genoemde kwestie van Grijpskerke en Serooskerke in elk geval de goede wil die op dit punt
bestond. Zo gezien dienden de Staten vooral om te zien naar de „zwakkere posities".
Hoe dit zij, niet zonder de nodige pressie dringt de Hervorming door op de langer katholiek
gebleven eilanden Zuid-Beveland en Tholen (110). Daarbij blijkt, zoals al eerder in het geval van
Buttinge, dat ook de essentiële voorziening in de behoefte aan predikanten bepaald niet vlot
verloopt, en dan stellig remmend kan werken (111). In 1578 worden zes Zuid-bevelandse dorpen
van predikanten voorzien: Kapelle-Biezelinge, Heinkenszand, Hoedekenskerke, Wemeldinge,
Nisse en Baarland, zij het niet voor alle zes van lange duur. De algehele toestand blijft zorgelijk.
Dus besluit in 1579 de provinciale synodeAlsoo in den platten lande van Suyt-bevelant te weynich
parochiën voorzien syn van kercken dienaeren, sulcx datter veele parochiën syn, daer goede hope
is om een kercke te bouwen, als Yersicke, Waarde, Serooskerke ('s-Heer Arendskerke), Drywege,
en 's Gravenpolder, woest en ledich staenis goet gevonden, dat men dit selve de gec. Raden van
Zeelant sal verthonen, ten eynde, dat men van hun hebbende belofte van Stipendium (112). De
daarop volgende jaren komen er dan inderdaad predikanten in de volgende plaatsen: 1580/1581
Yerseke; 1582: Wolphaartsdijk, Ovezande-Driewegen1583: Waarde, 's-Heer Arendskerke,
's-Gravenpolder (samen met 's-Heer Abtskerke); 1586: Kloetinge; 1587: Ellewoutsdijk (113).
100