O.W. HOOGERHUIS en L.F.S. JANSEN per 1 September 1885 een openbare school voor meisjes voor voortgezet lager onderwijs in het leven geroepen, school E genoemd. Na deze laatste mutatie was het aantal scholen voor lager onderwijs in Goes gekomen op 7, t.w. 5 openbare en 2 bijzondere. In het verdere verloop van de 19e eeuw kwam hierin geen wijziging meer. 3.1.1 Verhouding openbaar/bijzonder onderwijs Op basis van de leerlingenaantallen (deelname aan het lager dagonderwijs) hebben wij een relatieve verdeling gemaakt aangaande de deelname aan het openbaar en bijzonder onderwijs (32). Op deze manier kan de ontwikkeling van de onderscheiden onderwijsvormen vanaf 1824 worden gevolgd. Onderzoek van deze cijferreeks leert in de eerste plaats dat het openbaar onderwijs gedurende de gehele 19e eeuw de boventoon voerde. Op een aantal opvallende fluctuaties in de verhoudings percentages gaan we onderstaand nader in. Benadrukt moet worden dat de cijfers tot het midden van de 19e eeuw een geringer betrouwbaarheidsgehalte bezitten dan in de latere perioden. Zoals reeds gezegd kende Goes als bijzonder onderwijs der eerste klasse sedert 1821 een gecombi neerde wezen- en armenschool. Pas in 1854 kwam er een tweede bijzondere school bijin de Wijn gaardstraat werd in dat jaar een bijzondere school gesticht door de Christelijke Afgescheiden Gemeente. Tot 1858 laten de cijfers in grote trekken een verhouding zien van openbaar/bijzonder onderwijs van 60%-40%. De stichting van de school in de Wijngaardstraat in 1854 had op deze verhouding geen noemenswaardige invloeddit is vooral een gevolg van het compenserende effect dat uitging van de oprichting van een openbare school voor minvermogenden in hetzelfde jaar. Opvallend is daarentegen de scherpe daling van het bijzonder onderwijs in 1858. De geringere deelname aan het bijzonder onderwijs in dit jaar is evenwel een gevolg van de omzetting van de wezen- en armenschool in een openbare gemeenteschool. De cijfers over de periode 1861-1868 leggen getuigenis af van de „herstelde Buddinggemeente te Goes", i.e. de kortstondige opkomst, bloei en tenslotte teloorgang van de door deze gemeente gestichte school „Nathanael". De sluiting van deze school in 1864 wegens epidemiegevaar laat zich duidelijk uit de bijna gehalveerde verhoudingspercentages in 1865 en 1866 aflezen. De heropening in 1866 resulteerde opnieuw in een aanzienlijke toeloop van leerlingen (bijzonder onderwijs in 186741 maar door gebrek aan financiële middelen verdween de school tenslotte van het Goese (onderwijs)toneel. Na dit „Budding-effect" laat de verhouding tussen openbaar en bijzonder onderwijs tot de eeuw wisseling een zich langzaam wijzigend beeld zien van 80%-20% tot 70%-30%. De gaandeweg stijgende belangstelling voor het bijzonder onderwijs in Goes komt nagenoeg overeen met de landelijke trend betreffende de schoolbezoekende kinderen aan het openbaar en bijzonder onder wijs (33). Niet onvermeld mag in deze paragraaf nog blijven dat in 1881 van een nieuw gestichte bijzondere school andermaal een belangrijke stimulans uitging. Door het rooms-katholiek parochiaal kerk bestuur werd in dat jaar een bijzondere lagere school voor meisjes gevestigd in een gebouw op de Vlasmarkt. Dit had tot gevolg dat ongeveer honderd meisjes de bestaande scholen voor het open baar onderwijs verlieten en door hun ouders werden ingeschreven op deze nieuwe school (34). Het effect van deze schoolstichting is eveneens in de cijfers te zien. 3.2 Schoolbezoek Het opstellen van een cijferreeks over de ontwikkeling van de onderwijsdeelname in de 19e eeuw is een zaak van voorzichtigheid. De statistische optekening in de vorige eeuw van het schoolbezoek heeft niet altijd even eenduidig plaatsgevonden. De grootste onnauwkeurigheden liggen in de eerste 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 22