ANALFABETISME EN ONDERWIJSDEELNAME IN GOES GEDURENDE DE 19E EEUW De stichting van deze school veroorzaakte een grotere deelname van de rooms-katholieken aan het onderwijs. Opnieuw een hefboomeffect, maar nu van geringere omvang. De onderwijswet van 1889 maakte de weg vrij voor gedeeltelijke subsidiëring van het bijzonder onderwijs, maar dit resulteerde in Goes niet in nieuwe bijzondere scholen. De bestaande twee bijzondere scholen kwamen uiteraard wel onder het regime van deze nieuwe wet te vallen. In de levensbeschouwelijke richtingen was men in de 19e eeuw de mening toegedaan dat het openbaar onderwijs het godsdienstig-zedelijke karakter onvoldoende benadrukte. Vooral voor meisjes uit deze kringen betekende de stichting van bijzondere scholen een belangrijke stimulans voor onder wijsdeelname. Zo nam het meisjesaandeel na 1870 aanzienlijk sneller toe dan het aandeel van de jongens. Dit Goese verschijnsel correspondeert met het landelijke beeld (58). Dodde heeft uitvoerig onderzoek verricht naar proces van onderwijsvernieuwing in de 19e eeuw. Bij het beschouwen van de organisatorisch-onderwijskundige aspecten in het lager onderwijs is vol gens hem vooral het regelmatige tijdsverschil tussen het van kracht worden van de legislatieve voorschriften en de realisering daarvan opmerkelijk (59). Dit blijkt o.a. bij de invoering van het klassikale systeem aan het begin van de 19e eeuw. Pas na 1830 kan worden gesteld dat het klassi kaal onderwijs ook daadwerkelijk gestalte heeft gekregen. Zo werd in strijd met de Wet op het lager onderwijs van 1806 in vele scholen nog regelmatig door onderwijzers de katheder gebruikt (60). C. economische invloeden: Kinderarbeid was in arme gezinnen meestal bittere noodzaak. Tussen armoede en schoolverzuim bestond dan ook een direkte relatie (61). Vooral in de 40'er jaren en tijdens de agrarische crisis rond 1880 waren de economische omstandigheden zeer ongunstig. Het dagelijks bestaan in de volksbuurten van Goes verslechterde in tijden van economische neergang aanmerkelijk. De hier door ontstane armoede in de lagere sociale klassen was in belangrijke mate debet aan de terugval in de onderwijsdeelname. We wezen reeds op het verschijnsel dat tijdens de grote landbouwcrisis zich vele gezinnen in Goes vestigden. Dat met name jongens uit deze gezinnen arbeid moesten verrichten ter vergroting van het gezinsinkomen kan op grond van de cijfers worden aangetoondhet deelnameniveau van de jongens aan het onderwijs brokkelde in deze periode aanzienlijk af. 4. Slotbeschouwing Wij schetsten in het voorgaande de ontwikkeling van het analfabetisme in het 19e eeuwse Goes. Het analfabetisme is vanuit verschillende benaderingswijzen bestudeerd: per sexe, sociale klasse, geografische herkomst, schoolperiode en op basis van generatieverschillen. Getalsmatige meting van de verschillende invalshoeken van het onderzochte verschijnsel stond hierbij centraal. Het analfabetisme is geen op zichzelf staand verschijnselde mate van geletterdheid staat in directe relatie tot het genoten onderwijs. Bij het bezien van het alfabetiseringsproces in maatschappelijk kader kon op basis van kwantitatieve analyse worden vastgesteld dat de schoolgang in Goes in aan zienlijke mate is beïnvloed door de deelname van de orthodox-protestanten aan het onderwijs. Dit veroorzaakte een niveau verhogend effect op de omvang van de schoolpopulatie (hefboomeffect). Eveneens signaleerden wij dat van economische cycli van opgang en depressie een geduchte invloed op de deelname aan het onderwijs is uitgegaan. Opmerkelijk was de vergroting van de onderwijsdeelname in het decennium 1860-1870. Naast het genoemde hefboomeffect ontstond aan het eind van de 60'er jaren een groeiende lokale belang- 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 31