DE PATRIOTTEN TE KORTGENE EN HUN ALKMAARSE HEREN door J.H. Rombach Inleiding Precies 200 jaar geleden woedde ook in Zeeland de bij na-burgeroorlog tussen patriotten en prins- gezinden. Omdat er relatief vrij veel archiefmateriaal over deze periode bewaard is gebleven, is het mogelijk de plaatselijke gebeurtenissen in detail te beschrijven. Daarbij komen dan vaak onverwachte relaties tussen personen aan het licht die de uitkomst van de strijd kunnen verklaren. Zo is het ook in Kortgene, waar de invloed van de heren van het dorp een belangrijke rol heeft gespeeld. Nu het jaar 1787 in de belangstelling staat lijkt het goed hier iets mede te delen uit een tot dusver onbekende bron over deze relatie tussen het dorp en zijn heren die in dat jaar tot geweld dadige gebeurtenissen leidde en zelfs tot het vertrek van de baljuw. Het betreft drie anonieme reis verslagen en enige correspondentie berustend in het familiearchief Van Foreest (in bewaring in het gemeentearchief van Alkmaar). Zoals dikwijls bij familiearchieven het geval is gaat het daarbij om de verlevendiging van het beeld dat uit de meer formele overheidsarchieven naar voren komt. We zullen hier de verbindingen tussen het Zeeuwse Kortgene en het Hollandse Alkmaar en omgeving laten zien aan de hand van de particuliere relaties van de wederzijdse regenten. Het directe contact Alkmaar-Kortgene dateert van 1742, toen Willem Adriaan II van Nassau de Lek, die sinds 1708 heer van Bergen in Kennemerland was, zijn vader Lodewijk Adriaan opvolgde als heer van Kortgene en nog andere heerlijkheden zoals Odijk, de Mijl en Middelharnis. Deze Willem Adriaan overleed op het Hof van Bergen in 1759. Hij had het in zijn familieleven niet erg getroffen: zijn vrouw Adriana Petronella van der Does van Noordwijk werd geestesziek en het zelfde lot trof zijn oudste zoon Willem Lodewijk (1727-1792). De tweede zoon Wigbold Adriaan (1729-1797) bekleedde weliswaar hoge bestuurlijke en ambtelijke posities (burgemeester van Alk maar, rentmeester van de statendomeinen in West-Friesland), maar kon die weelde niet dragen en moest tenslotte in 1789 wegens financiële malversaties onder curatele gesteld worden (1). Hij heeft de laatste jaren van zijn leven ,,in secure bewaringdoorgebracht op het Hof te Bergen. Na de dood van zijn broeder Willem Lodewijk voerde hij ook de titel heer van Kortgene. De vader had blijkbaar voorzien dat zijn kinderen (er was als oudste een dochter, gehuwd met een Oostenrijkse graaf in staatse dienst) niet de geschikte opvolgers waren in zijn heerlijkheden en bepaalde daarom bij testament, het laatst in 1759, dat zij slechts het vruchtgebruik van zijn goederen zouden hebben, terwijl het bezit bestemd werd voor de eventuele volgende generaties. Doordat de oudste zoon ongehuwd bleef en de dochter kinderloos overleed, is hierdoor het bezit en dus ook de heerlijkheid Kortgene uiteindelijk overgegaan aan de drie kleinzoons (een vierde overleed jong) van Wigbold Adriaan van Nassau (die overigens naar een van zijn overige heerlijkheden meestal de heer van Woudenberg genoemd werd), de baronnen Mulert (2). In het testament van Willem Adriaan van 1759 werden twee executeurs en administrateurs benoemd voor het vereffenen en beheren van zijn boedel en voor het beheer van de goederen van zijn zoon Willem Lodewijk. De eerst aangewezenen mochten zelf hun opvolging regelen en zo komt het, dat in de loop van de vele jaren die het beheer door vreemde administrateuren over de Bergense boedel geduurd heeft verschillende personen zijn opgetreden in naam van de heer van Kortgene. De meest op de voorgrond tredende administrateuren zijn geweest Gerard Cornelis van 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 39