J.H. ROMBACH
Vladeracken (1767-1821), die zijn vader Hendrik (1725-1783) in deze functie opvolgde, en
Cornelis van Foreest (1756-1825). In diens familiearchief zijn ook de stukken bewaard die de
aanleiding vormen tot dit verhaal over Kortgene en Alkmaar (3).
Hendrik van Vladeracken, die onder meer baljuw en strandvonder van Bergen was en zijn zoon
behoorden tot de notabelen van Alkmaar en bekleedden verschillende waterschapsfuncties in
Noord-Holland. Cornelis van Foreest, onder meer burgemeester van Alkmaar, stamde uit een
bekend adellijk Hollands geslacht. Hij woonde op het huis Nyenburg onder Heiloo en was ook heer
van Schoorl. Als vurig patriot is hij na het herstel van het stadhouderlijk gezag in 1787 uit zijn
Alkmaarse ambten ontzet, doch in 1795 en volgende jaren speelde hij opnieuw een belangrijke rol
in de politiek. Alkmaar was trouwens als geheel een patriots gezinde stad.
De voornaamste, eigenlijk enige, gesprekspartners van de heren administrateurs in Kortgene waren
de baljuw en vooral de schout-secretaris. Baljuw was in de jaren van ons verhaal Dankert Amijs,
die prinsgezind was en met wie de Alkmaarse heren geen bijzonder innige verhouding hadden. Dat
was duidelijk wél het geval met de schout Pieter Vader en later met diens zoon en opvolger
Abraham Vader. Dit wekt geen verwondering meer wanneer we constateren, dat Pieter Vader naar
Kortgene was gekomen (tegenwoordig zouden we zeggengeparachuteerd) uit het verre Schoorl
door protectie van de Alkmaarse heren. We zien hier een goed voorbeeld van hoe in de 18de eeuw
benoemingen van hogere zowel als lagere ambtenaren tot stand kwamen onder invloed van familie-
en andere afhankelijkheidsverhoudingen. Pieter Vader was namelijk de zoon van Teunis Vader,
de schout en secretaris van Schoorl en zijn zuster Meynsje was gehuwd met de schout van Bergen,
Willem Lodewijk Ivangh. De heer van Nassau Woudenberg, heer van Bergen en Kortgene, die
toevallig ook weer de zwager was van de heer van Schoorl C. van Foreest, heeft dus gezorgd voor
een ambtenaar uit eigen omgeving in zijn Zeeuwse heerlijkheid Kortgene. In die tijd van politieke
spanning was dit nog van extra belang. De familie Vader heeft zich in Zeeland snel en goed
ingeburgerd zoals blijkt uit de verdere geschiedenis van het geslacht waaruit de families Saaymans
Vader en Van Voorst Vader zijn voortgekomen (4).
De reis van 1782
De eerste directe confrontatie van de Alkmaarse heren als boedeladministrateurs met hun Kort-
geense onderdanen vinden we in het verslag (journaal) van een reis die Hendrik van Vladeracken,
dan nog administrateur, in de zomer van 1782 naar Zeeland maakte met zijn medecurator Rutger
Paludanus, ook een bekend Alkmaars patriot. Zij waren in gezelschap van W.A. van Nassau,
genoemd heer van Woudenberg (de eigenlijke heer van Kortgene), de heer van Wassenaar
(waarschijnlijk Jacob Nanning Arend, heer van St. Pancras, wiens moeder een verre nicht van
C. van Foreest was) en W.L. Ivangh, de schout van Bergen.
De tocht met het jacht „De Jonge Jan" duurde van 11 tot 27 augustus. Het gezelschap ging in Haar
lem aan boord en voer de eerste dag via Alphen en Boskoop tot Gouda. De volgende dag kon men
na een bezoek aan Dordrecht door harde tegenwind niet verder komen dan tot het einde van de
Kil. Ook daarna schoot het niet erg op; er was een gevecht met enige Fransen die afgeslagen wer
den en de heren bekeken de Strijense Polder en de schilderijen in het wachthuis bij het Strijense
Sas. Op vrijdag 17 augustus zeilde het jacht eindelijk 's avonds om half tien de haven van Kortgene
binnen na een oponthoud in het Katsegat of Zandkreek door een plotseling opkomende hagelbui.
Er werd nog wel een schot gelost om een loods te vragen, doch die kwam niet en het gezelschap
38