DE PATRIOTTEN TE KORTGENE EN HUN ALKMAARSE HEREN is de gehele nacht opgebleven. Na een volgend schot in de vroege morgen kwam er wel direct een loods. De beschrijving van het dan volgende bezoek aan Kortgene laten we hier volgen in de woorden van het journaal (door ons is de spelling gemoderniseerd) Zaterdag 18 augustus (1782). Tussen acht en negen uur aan de kade te Kortgene gekomen, salue rende die stad met 5 schoten, komende toen aan boord om ons te verwelkomen de baljuw D. Amijs en de secretaris P. Vader, welke beide die middag bij ons op het jacht hebben gegeten. Na de middag met de heer van Wassenaar op de jacht geweest, doch niets geschoten maar verscheiden hazen en patrijzen gezien. Zondag 19 augustus, 's Morgens wind en weer als voren, 's Middags bij ds. Veldkamp te Kortgene te kerk geweest, 's Avonds bij de secretaris Vader op een pijpje geweest welke toen bij ons op het jacht heeft gesoupeerd. Maandag 20 augustus, 's Morgens wind en weer als voren. Om half tien uit rijden gegaan om de boerenplaatsen toebehorende de boedel van Bergen te gaan bezien, zijnde om twee uur weder aan het jacht gekomen. Na de middag met de heer van Wassenaar op de jacht geweest en door mij twee hazen geschoten. De oude heren met de dominé bij de heer Amijs op een pijpje geweest en 's avonds secretaris bij ons gegeten. Dinsdag 21 augustus, 's Morgens westelijke wind. Bij de goede vrienden te Kortgene afscheid wezen nemen en om half twaalf de haven verlaten en onder zeil gegaan, begroetende de rede van Kortgene weder met 5 schoten. De woensdag werd besteed aan Veere en Middelburg, waar de heren enige huisjes van plezier bezochten zodat zij niet weinig vermoeid weer aan boord kwamen. Donderdag 23 augustus begon de terugreis, langs dezelfde route doch zonder nog eens in Kortgene aan te leggenhet stadje moest het met 5 saluutschoten doen. De reis van 1786 In 1786 volgde weer een reis naar Zeeland, deze keer representatiever van opzet: met dames en het groot admiraliteitsjacht van de Maze. Vermoedelijk had W.A. van Nassau zoveel invloed en gezag, dat hij de admiraliteit had kunnen bewegen het jacht beschikbaar te stellen. Het gezelschap bestond uit de administrateuren R. Paludanus en G.C. van Vladeracken, die zijn in 1783 overleden vader was opgevolgd, de heer en mevrouw Van Buren (het is niet duidelijk wie dit waren), mevrouw Van Vladeracken, juffrouw Paludanus, de heer en juffrouw Ivangh en mr. H. Rijser. Deze laatste was secretaris van Alkmaar en had in 1779 bedankt voor de benoeming tot admini strateur van de Bergense boedel. Misschien ging hij alleen mee om eens even uit Alkmaar weg te zijn. In de aanhef van het journaal (waarvan de schrijver zoals gezegd niet bekend is) worden de heren Paludanus en Van Vladeracken uitdrukkelijk aangeduid als de curatoren van de persoon van W.L. graaf van Nassau Bergen, dus niet als curatoren van zijn jongere broer, de heer van Woudenberg. De reis vond weer plaats in augustus. Men vertrok de 6de van de Rotterdamse admiraliteitswerf en voer eerst naar Middelharnis, dat immers ook tot het bezit van de graaf van Nassau Bergen behoorde. Daar hadden de heren Paludanus, Van Vladeracken en Ivangh een bespreking met de heren Van den Brande uit Middelburg en Van der Dussen uit Amsterdam, die beide ook een portie in de heerlijkheid Middelharnis bezaten. De baljuw L. Kolff was gastheer 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 41