VOLKSONDERWIJS IN GOES IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19E EEUW spellen, schrijven, de Psalmen van David kunnen zingen en voor alles ,,in de fondamenten van de Christelijcke Gereformeerde Religie wel ervaren" zijn (6). Het examen werd door de Kerkeraad afgenomen. De eisen die aan de onderwijzer werden gesteld lagen niet zozeer op vakinhoudelijk dan wel op zedelijk terreinhij moest aan de hem toevertrouwde jeugd het goede voorbeeld geven. Zo zag hij er op toe, dat de jeugd ook buiten schooltijd netjes gekleed en gewassen was, trouw naar de kerk ging, niet vloekte, stal, vocht, dobbelde of kaartspeelde. Voor de verdiensten was de onderwijzer vrijwel geheel afhankelijk van de door de stedelijke over heid vastgestelde schoolgelden. Al naar gelang de aangeboden leerstof varieerde de hoogte hiervan van zes stuivers voor de kleintjes, die leerden spellen tot twaalf stuivers voor degenen, die leerden cijferen. Hiernaast ontving hij van stadswege nog een zeer bescheiden tractement in geld en/of natura (7). De schooltijden waren bijzonder langvan 's-morgens acht tot elf en 's-middags van een tot vier uur. De enige dagen waarop geen les werd gegeven waren de zondagen, zaterdagmiddagen en uiteraard de Christelijke feestdagen. Onder geen beding mocht de meester de leerlingen op ,,Paep- sche heylige dagen" vrijaf geven. Voor de wat oudere kinderen, die geen gelegenheid hadden de dagschool te bezoeken, bestond in de wintermaanden de mogelijkheid avondlessen bij te wonen. Enige ordening in de leerstof werd aangebracht door de klas in groepjes in te delen. Het reglement schreef niet alleen voor welke onderwerpen in ieder groepje aan de orde moesten komen, maar ook de verplichte lectuur. De beginnelingen, die de letters moesten leren herkennen, bogen zich over het Onze Vader en de Twaalf Geloofsartikelen. De tweede groep, die zich met spelling bezighield, moest bovendien de Tien Geboden en het morgen- en avondgebed bestuderen. Aan hen werd bovendien het Groot ABC- boek uitgereikt, waarin acht verschillende alfabetten waren beschreven. De jeugdige lezer moest vertrouwd worden gemaakt met Gothische, Romeinse, schrijf- en drukletters (8). De leerlingen, die leerden lezen, moesten wekelijks een lesje uit het boekje met de veelzeggende titel „Den Wegh der Zalicheyt" leren. Ook het Nieuwe Testament en de Spreuken van Salomon waren voor hen verplichte kost. Als ze zich hier door heen geworsteld hadden, volgde het op vele plaatsen in het land gebruikte boekwerk „Spiegel der Jeught", waarin de scholieren onder andere verteld werd over de ,voomaemste Tyrannye, Ende Barbarische Wreetheden, Welke de Spangiaer- den hier in Nederlandt bedreven hebben" Het boek, waarin behalve de Spanjaarden ook de Jezuieten - aangeduid met ,,den laatsten Dreck des Duyvels" - er van langs kregen, typeerde de instelling van de Calvinistische opvoedkundigen uit de zeventiende eeuw (9). De vierde groep leerlingen leerde schrijven. De grammatica werd uit gelegd aan de hand van de Zendbrieven uit het Nieuwe Testament, die als voorbeeld onder de neus van de leerling werden gedrukt. Nadat de scholier deze brieven had doorgewerkt, volgde het boek van L.Porquijn met de hoogdravende titel: ,,Den uitersten wille van Louwijs Porquijn, doorhem bij maniere van een lieflijck Testament in prosa ghestelt tot onderwijs en stichtinge van sijne kinderen". Zware Calvinistische lectuur, waarin de kinderen met hel en verdoemenis werden gedreigd (10). De groep van de meest gevorderden tenslotte werd in het rekenen onderwezen. Ze werd enigszins afgezonderd van de andere groepen. Het reglement maakt ons duidelijk waarom: ,,zij (moeten) in stilheyt blijven sitten, besigh zijnde sonder geraes in 't leren harer lessen, tot dat se van den Meester op hare beurte, om daer van rekenschap te gheven, geroepen werden" Hoofdelijk onderwijs, waarbij iedere leerling zijn eigen lesje leerde in een klein, zeer rumoerig lokaal, door de meester naar voren gehaald werd om het van buiten geleerde op te dreunen en met de plak kreeg indien hij in gebreke bleef. Weliswaar waarschuwde het reglement tegen te zware lichamelijke straffen - ,,niet door placken, slagen en roeden, maar door 't blijven in de Schole, door 't sitten op een gesepareerde plaetse van schande, door publycke schuit bekentenis en dier- 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 53