A.L. KORT Bovenstaand schilderij laat ons het interieur van een achttiende eeuwse school zien. De meester overhoort een leerling, terwijl de kinderen op de achtergrond zich allesbehalve met het leren bezighouden. De staande jongen wordt te schande gezet: om zijn nek draagt hij een bord met het woord ,,kwaatdoender". De houten schooltassen hangen aan de muur. Het plaatje geeft een aardige indruk van het zeventiende en achttiende eeuwse lagere schoolonderwijs. (Bron: Stedelijk Museum ,,Het Catharinagasthuis", Gouda, het schilderij is mogelijk een kopie naar Dirk de Vrije). ghelijcke meer" trachtte men de discipline te handhaven of men zich hier in de praktijk ook aan hield, is nog maar de vraag. De scholarchen zagen er op toe, dat het reglement door de schoolmeester van de Nederduitse school werd nagekomen. Hiertoe werd om de drie maanden op een vastgesteld tijdstip de school bezocht en geïnformeerd naar de vorderingen van de leerlingen. Of de schoolbezoekers bij dergelijke gelegenheden een betrouwbaar beeld van het onderwijs in de praktijk kregen, is zeer twijfelachtig. De onderwijzer moest immers volgens de instruktie uit het reglement zijn Discipu- len tot de voornoemde driemaandige visiten telckens wel prepareren"Iedereen zette dus zijn beste beentje voor met als gevolg dat de inspekteurs een welhaast ideale situatie te zien kregen. Hoeveel kinderen in de zeventiende en achttiende eeuw de nederduitse school bezochten weten we niet, evenmin het aantal leerlingen dat voortijdig afhaakte of helemaal geen onderwijs genoot. De leerplicht bestond nog niet en het leek er op dat de overheid zich in deze tijd ook weinig inspanning getroostte het onderwijs in de stad te stimuleren. Het was een uitgavenpost waarin snel het mes werd gezet. Zo werd de in het begin van de zeventiende eeuw opgerichte Franse school reeds in 1657 uit financiële overwegingen opgeheven. Bijna een eeuw later, in 1732, werd op particulier initiatief begonnen met onderwijs aan een Franse school voor meisjes. In 1768 kreeg de echtgenoot van de onderwijzeres van deze school toestemming een Franse jongenskostschool in te richten (11). Betekende dit alles dat het gros der jeugd verstoken was van enigerlei vorm van onderwijs? Mis schien, maar men mag niet vergeten dat de kinderen uit de beter gesitueerde gezinnen veelal huisonderwijs genoten en dat het beroepsonderwijs grotendeels in handen was van de ambachts- 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 54