A L. KORT de tweede rang moesten bovendien enige kennis van de aardrijkskunde en geschiedenis bezitten. De eerste rang werd zelden toegekend. Ze werd dan ook beperkt tot degenen, die behalve de voor noemde eisen ,,met de Natuur- en Wiskunde wel bekend zijn, en in beschaafdheid van verstand uit munten' Een ander middel om de onderwijsvernieuwing af te dwingen was de inspektie. De provincies werden ingedeeld in schooldistricten met een schoolopziener aan het hoofd. Hiernaast werden plaatselijke en regionale schoolcommissies ingesteld, die de kwaliteit van het onderwijs dienden te bewaken. Het zwakke punt in de wet was de financiering. De centrale overheid liet deze vrijwel geheel over aan de plaatselijke instanties. De schoolgelden bleven als van ouds de belangrijkste inkomstenbron met als gevolg, dat de onderwijzer afhankelijk bleef van de willekeur der ouders, immers, deze maakten hem wel duidelijk dat hij niet buiten hun geld kon (15). Houten schooltas. Vóór de negentiende eeuw beschikte men nog niet over schoolbanken of tafels en stoelen. Als er geld was, werden houten banken getimmerd of zaten de leerlingen op krukjes aan lange tafels, waarin zich echter geen opbergvakken bevonden. Daarom gebruikten de kinderen houten schooltassen. In deze kistjes die aan de muur hingen, werden de schoolspul len opgeborgenlei, griffel, papier en een enkel leesboekje. Als er in het lokaal helemaal geen tafel was, fungeerden ze tevens als schrijftafel. De Plak. De plak behoorde tot de standaarduitrusting van iedere ordelievende onderwijzer. De plak was een rond stuk hout aan een steel, waarmee de handen van de kleine deugnieten werden bewerkt. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1987 | | pagina 58