lv
L
-
I
VOLKSONDERWIJS IN GOES IN DE EERSTE HELFT VAN DE I9E EEUW
DE VERNIEUWDE
M'. WILLI M BARTJENS, V .1
t JfL usgersgl OTcroettifiRtetsg net uw»' s'.-he? -Jfó
JUTEN, GEWÏ1.TEN" sw CEtD^PEClEN.
l£jSS@S©£.
Het rekenboekje van Bartjens was bijna twee eeuwen lang in het lager onderwijs in gebruik. De sommen waren theoretisch
en voor het kind in een welhaast onbegrijpelijk jargon gegoten. Pas in de loop van de negentiende eeuw werd het reken
onderwijs enigszins aangepast aan de belevingswereld van de leerlingen.
lijst, waarop de Calvinistische lectuur uit een vroegere periode grotendeels was verdrongen door
werkjes, uitgegeven door het Nut, getuigden ervan.
Dit alles nam echter niet weg, dat er in het onderwijs nog veel te wensen overbleef. De meeste
zorgen maakte de commissie zich over het gebrek aan de goede orde op de openbare scholen. Nog
in 1821 moesten de commissieleden met enige spijt vaststellen ,,dat inzonderheid omtrent de stilte,
orde en aandacht in de scholen veel te wenschen overblijft hetwelk"zo voegden ze er aan toe „vee/
minder aan den wil dan aan het vermogen der onderwijzers kan toegeschreven worden(6).
Het was de plaatselijke schoolcommissie, bijgestaan door de districtschoolopziener, die in de eerste
helft van de negentiende eeuw de belangrijkste initiatieven tot verbetering van het onderwijs nam.
Zij had volgens de wet van 1806, die door de Goese gemeenteraad in 1823 werd bekrachtigd, een
breed werkterrein. Een van de belangrijkste taken bestond uit het examineren van de onderwijzers
en het maken van een voordracht tot benoeming in een vacature. Regelmatig bezochten leden van
de commissie de scholen, spraken bij die gelegenheid met de onderwijzers, gingen na welke
vorderingen de leerlingen hadden gemaakt en brachten het stadsbestuur van dit alles verslag uit.
Ook bracht de commissie advies uit over de eventuele oprichting van nieuwe scholen. Zij bestond
sinds 1823 uit vier leden, die door het stadsbestuur werden benoemd, met dien verstande evenwel
dat de helft afkomstig moest zijn uit het armbestuur. Het zal geen verbazing wekken, dat de leden
van de commissie tot de stedelijke notabelen behoorden. Onder hen bevonden zich mensen als
F.N. van der Bilt, L. de Fouw, H.C. Pilaar en A.J. Eltzman, om slechts enkele namen te noemen
(7).
59