VOLKSONDERWIJS IN GOES IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19E EEUW
De wezenschool was gevestigd in het gebouw van de voormalige Franse Kerk, terwijl de school
voor de „jonge juffrouwen" was ondergebracht in een pand aan de Beestenmarkt.
Deze twee scholen waren naast de al bestaande Nederduitse, franse en matressenscholen de enige
faciliteiten die Goes op educatief terrein te bieden had en waren volgens de schoolcommissie
volstrekt ontoereikend om te voorzien in de behoefte aan onderwijs. Dit besefte het stadsbestuur
waarschijnlijk ook wel, maar de regenten waren desondanks niet bereid zelf het initiatief te nemen
tot een uitbreiding van de onderwijsvoorzieningen. Financiële overwegingen speelden hierbij een
zeer belangrijke rol. In de jaren dertig beklaagde de inspektie zich meermalen over de geringe
kwaliteit van het onderwijs aan de matressenschooltjes en constateerde, dat de animo bij de ouders
voor deze scholen heel duidelijk terugliep. De schoolmatressen waren weliswaar ijverig en
welwillendzo schreef de commissie in 1837, „doch het valt meer en meer in den smaak van
den fatsoenlijken stand de kinderen niet op deze bewaarschooltjes te zenden, maar dezelven vroeg
tijdig huisonderwijs te laten genieten waardoor de werkkring der matressen zeer beperkt wordt
en zich bijna uitsluitend bepaalt tot den geringen burgerstand(16). Ze bepleitte in 1841 dan ook
de oprichting van een gemeentelijke bewaarschool, bedoeld „voor de kleine kinderen van min
vermogenden" Het was de bedoeling, dat hier een onderwijzer, bijgestaan door twee weesmeisjes,
werd aangesteld, die een vast salaris van de stedelijke overheid kreeg. De districtschoolopziener
Dresselhuis getroostte zich de nodige moeite het voorstel voor het stadsbestuur aantrekkelijk te
maken. Zo wees hij op de geringe kosten, die er voor de stad aan verbonden waren en zijns inziens
kon een dergelijke bewaarschool .het ledig op de straten loopen van kleine kinderen" voor
komen" (17).
Deze argumenten konden het stadsbestuur evenwel niet overtuigen. Het hield zoals gewoonlijk de
hand op de knip en legde het voorstel naast zich neer.
De in 1816 opgerichte Goese afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen was er al eer
der achter gekomen, dat de stedelijke autoriteiten de grootst mogelijke zuinigheid in onderwijs
zaken betrachtten. Reeds in 1824 was een voorstel van het Nut om een Departementschool op te
richten door het stadsbestuur getorpedeerd. Ook in dit geval had het zwaarwegende argument, dat
het Nut aanvoerde, namelijk het zeer geringe peil van de bestaande plaatselijke onderwijs
voorzieningen, niet mogen baten. Het stadsbestuur was er niet op ingegaan (18).
Het belang van onderwijs aan kinderen van bedeelde ouders daarentegen werd door het stads
bestuur wel ingezien. Verwonderlijk was dit niet: gebrek aan onderwijs gold in de ogen van de
negentiende eeuwse regenten als een der hoofdoorzaken van de armoede. Nauwlettend keek het
burgerlijk armbestuur er op toe, dat ondersteunde ouders hun kinderen naar school stuurden. Indien
hiermee de hand werd gelicht, kon intrekking van de uitkering het gevolg zijn (19). In het
bovenstaande maakten we reeds melding van de in 1821 opgerichte wezen- en armenschool. In
1835 werd op initiatief van de Goese afdeling van het Nederlands Bijbel Genootschap een Zondag
school ingericht, die uitsluitend bestemd (was) om onkundigen, armen of dienstboden in het lezen
en schrijven te oefenen
Ze werd bezocht door leerlingen van twintig jaar of ouder, die les kregen van de onderwijzer van
de plaatselijke armenschool (20). De schoolcommissie was vol lof over beide scholen, die kennelijk
als prestige objekten werden beschouwd. Laten we eens luisteren naar wat ze in haar verslag over
1836 opmerkte,,op beide wordt het onderwijs gegeven door den Hoofdonderwijzer Jac. Kruijsse
en den ondermeester Jac. den Hond, die met eenen voorbeeldigen ijver zich van hunne taak kwijten.
De leerlingen kunnen dan ook in ervarenheid wedijveren met de beste der andere scholen(21).
Ook de hoofdinspekteur voor het lager onderwijs, H. Wijnbeek, die in 1833 alle lagere scholen
in het land bezocht, was zeer te spreken over het peil van het onderwijs aan de armenschool„De
diaconie-armenschool heeft een vrij goed lokaal. Het onderwijs voldeed mij in allen deele Het
geheugen werd geoefend door al de leerlingen eener klasse in koor het van buiten geleerde te laten
61