II
Q
Qani /r/j
-- - wzsa*
VOLKSONDERWIJS IN GOES IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19E EEUW
Het Schandbord werd om je hals gehangen als je bijvoorbeeld brutaal was geweest. De overtreder moest met het zware bord,
dat aan een dun touwtje hing, soms uren buiten het schoolgebouw staan.
Voor geschiedenis stonden de werken „Levensschetsen van Vaderlandsche mannen en vrouwen"
uit 1790 en het uit 1801 daterende „Schoolboek der Geschiedenissen van ons Vaderland" op het
programma. De boekjes, geschreven door de Groningse schoolopziener H. Wester, waren in vraag
en antwoord vorm gegoten en gingen uit van een leergierige zoon, die van zijn vader meer wilde
horen over de oude tijd. Het doel van dergelijk geschiedenisonderwijs was niet alleen het aanwak
keren van vaderlandsliefde, maar diende er tevens toe de lagerestanden gelukkig voor zich
zelf, nuttig voor anderen en in elke bestelling aan het Opperwezen gelaten, tevreden, vergenoegd
en dankbaar te doen zijn(29). Behalve schrijven, lezen en geschiedenis werd aan beide scholen
ook aandacht besteed aan de heemkunde. Naast het werkje van Dresselhuis „Wandelingen door
Zuid- en Noord-Beveland" was op één school het „Aardrijkskundig Schoolboek voor Zeeland"
van de uit Kapelle afkomstige onderwijzer H. Sluijters in gebruik. De inhoud van dit boek was
grotendeels gewijd aan het leven van de boer. De vele deugden van het agrarisch bestaan, te weten
de noeste ijver, stiptheid en tevredenheid, werden de leerlingen als voorbeeld voor ogen gehouden
(30).
In het rekenonderwijs was het sterk verouderde boek van Bartjens vervangen door meer moderne
methoden, die aansloten bij de opvattingen van Pestalozzi. Deze Zwitserse pedagoog beschouwde
het rekenonderwijs als het middel bij uitstek om het denk- en redeneervermogen van kinderen te
vormen (31). In de boekjes, waaruit de Goese onderwijzers les gaven, werd de leerling trapsgewijs
in de rekenkunde ingeleidbegonnen werd met de vier hoofdbewerkingen, waarna het stelsel van
maten en gewichten volgde.
Het voordeel ten opzichte van de vroegere methode was de eenvoud van het taalgebruik en de uitleg
over de praktische betekenis van het getal (32). Het was echter niet slechts het denkvermogen van
de leerling, dat men door middel van het rekenonderwijs wilde stimuleren, wellicht nog belang
rijker was dat men hem door Tekenvaardigheid zuinigheid wilde bijbrengen. De burgermans-
moraal, zo kenmerkend voor de lees- en geschiedenisboekjes uit die tijd, drong zelfs tot in het
rekenonderwijs door. Een treffend voorbeeld hiervan treffen we aan in een rekenboek van de
63