A L. KORT
beurten en voordrachten hielden. Het reglement bepaalde, dat het lidmaatschap niet alleen
openstond voor hoofdonderwijzers maar tevens voor ondermeesters, vooropgesteld dat deze in het
bezit van de derde rang waren (54). Op het programma stonden lezingen en voordrachten, waarin
allerlei onderwerpen werden aangesneden. Een greep uit de vele titels,,De ware volksvoorlichting
als uitgaande van het lager onderwijs", ,,Eene vergelijking van Grieken en Romeinen", Jezus
is Uw Meester", ,,Het doel der leerwijze van Pestalozzi", ,,Over het al of niet volstrekt nood
zakelijke van de Bijbelsche geschiedenis in de scholen te behandelen Over het Schoolgebed,
de noodzakelijkheid ervan, en de meest gepaste wijze waarop het te verrichten"
Bij de oprichting telde de vereniging acht leden, onder wie Van Klooster, die in de beginjaren als
voorzitter optrad (55). Als we de woorden van de latere onderwijzer, W. Swart, uitgesproken
tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan van het gezelschap mogen geloven, leed de vereniging
in de aanvangsperiode een kwijnend bestaan. De weinige belangrijkheid der werkzaamheden" en
het gebrek aan goede verstandhouding onder de leden" waren hier volgens Swart voor een
belangrijk deel debet aan (56). In de jaren twintig moest de schoolopziener dan ook herhaaldelijk
constateren, dat het gezelschap „in eenen werkeloozen staat gevonden werd" (57). Van der Meer
Mohr, die De Kanter als schoolinspekteur opvolgde, ging zich in het volgende decennium meer
met de vereniging bemoeien. De reglementen werden verhardde onderwijzers werden nu
nadrukkelijk verplicht zes spreekbeurten per jaar te houden en „afwezigheid, tekortkoming in het
doen van voorlezing of bijdrage, het verlaten van de bijeenkomst voor die gesloten was, werden
flink beboet"De gezelligheid was bij dit alles uiteraard ver te zoeken. Vele vergaderingen, zo
schreef Swart in 1874, „gaven, zooals mij ooggetuigen meermaals verzekerd hebben, tot hoogst
onaangename tafereelen aanleiding. Toen in Febr. 1833 een der leden een vraagstuk omtrent de
globe behandeldewerd hij door verregaande oneenigheid met een zijner medeleden verhinderd
daarin voort te gaan, en verliet de vergadering, welk voorbeeld door den schoolopziener gevolgd
werd"
J
J. Ab Utrecht Dresselhuis (1789-1861)
Deze bekende predikant bekleedde het ambt van districtschoolopziener gedurende meer dan twintig jaar (1835-1857). Behalve
het onderwijs hadden ook de theologie, de geschiedenis en de archeologie zijn belangstelling. Zijn „Wandelingen door Zuid
en Noord-Beveland" werd aan de lagere scholen in de vorige eeuw gebruikt.
68