A. P. BUIJS
Het gemiddelde dagloon van een vakman rekent Van Deursen op 14 stuivers omstreeks 1600 en
20 stuivers omstreeks 1650. Het dagloon van ongeschoolden schommelde rond 10 stuivers. Dit
betekent niet, dat het gemiddelde weekloon van een vakman 84, respektievelijk 120 stuivers en van
een los werkman 60 stuivers bedroeg. Er was door ziekte, seizoensinvloeden en werkloosheid
nogal wat uitval, zodat het redelijk is een korting van 10% te berekenen. Het gemiddelde loon
wordt dan
Vaklieden
losse arbeiders
omstreeks 1600
76 stuivers
54 stuivers
omstreeks 1650
108 stuivers
54 stuivers
We mogen concluderen, al zeggen gemiddelden lang niet alles, dat ongeschoolden al gauw in de
problemen kwamen, waardoor vrouw en kinderen moesten proberen wat bij te verdienen. Vak
lieden hadden het beter, al kon een gildemeester in veel gevallen geen knecht betalen.
De overheid trachtte de moeilijkheden wat te verlichten door prijsbeschikkingen voor brood af te
kondigen, om de armen in staat te stellen dit belangrijke voedsel te kunnen kopen. De stedelijke
overheid wilde prijsopdrijving door speculatie tijdens duurteperioden tegengaan. Men poogde door
controle de prijs zo goed mogelijk in de hand te houden. Een bijkomend aspect was dat men met
broodzetting van de belangrijkste levensmiddelen de loonontwikkeling kon beheersen, want tussen
lonen en graanprijzen bestond in hoge mate een correlatief verband. Over deze prijszetting
verscheen in 1663 het ,,Paste-boeck van den broodedoor de Goese rekenmeester Cornelis
Franssen Eversdijck.
Cornelis Franssen Eversdijck (1586-1666)
De familienaam is ontleend aan de heerlijkheid Eversdijk, gelegen nabij Biezelinge op Zuid-
Beveland. In het familiewapen komt een wild zwijn, een ever, voor; ook een leeuw, maar die is
waarschijnlijk te danken aan een verbintenis door huwelijk met het geslacht Heenvliet. De familie
Eversdijck heeft een grote rol gespeeld in het bestuur van de stad Goes in de 17de en 18de eeuw.
Cornelis Franssen kon dus herenbrood eten, zonder voor Wittebroodskind door te gaan. Hij werd
op 20 mei 1586 te Goes geboren als oudste zoon van Fran?ois Dignussen Eversdijck, schepen van
Goes, en Neeltje Smallegange. Hij behoorde tot de protestantse tak van de familie, later zou hij
kerkmeester worden. Van zijn jeugd is weinig bekend. Hij kreeg een van de beste opleidingen in
Zeeland. In 1599 ging hij naar school in Middelburg. Daar werd hij in de wiskunde onderwezen
door een toen bekend rekenmeester, Johan Coutereels. Hij moet een goede leerling geweest zijn,
want later kreeg hij het verzoek, een herdruk van Coutereels' boek Arithmetica te verzorgen.
In 1607, op 26 mei, trouwde Cornelis met Tanneken Mannee, wier vader stadsrentmeester van
Goes was. In 1609 begon Eversdijck aan zijn loopbaan in het bestuur van de stad Goes als stads
rentmeester. Hij was vele jaren schepen en werd in 1635 door Goes afgevaardigd naar de Reken
kamer van Zeeland, die te Middelburg gevestigd was. 30 jaar lang bekleedde hij het ambt van
Rekenmeester namens de stad Goes. Op 19 december 1666 overleed hij te Middelburg en op
27 december werd hij te Goes begraven.
76