A.P. BUIJS
vermenigvuldigen met het gewicht in ponden van een zak meel, waarvan dit brood is bereid,
bijvoorbeeld 140, terwijl de uitkomst door 10.000 moet worden gedeeld. Na afronding vond hij
dan het gewicht van een stuiversbrood, namelijk 14Vi lood. De rekenmeester zette de ambtenaren
aan het werk! Waarom dan het gewicht niet direct vermeld? Dat zou de tabel vele malen langer
maken, immers voor elk gewicht moest de bestaande tabel worden herberekend. De rekenmeester
noemde de berekening „een cleine multiplicatie van twee of drie figuerkens"maar ons lijkt dat
voor menigeen in de 17de eeuw een moeilijke opgave.
Ook de bakkers moesten aan het rekenen. Om het deeggewicht te vinden moesten zij, naar uit
proefbakking volgde, het voorgeschreven broodgewicht met één zevende deel verhogen. Wie van
hen kon zo goed rekenen en wie kon het gewicht voor de balans om deeg te wegen, zo nauwkeurig
maken? En niet te vergeten, dit moest elke week voor vijf broodsoorten gebeuren! Ondanks de
tabellen voor deeggewicht, die de rekenmeester maakte, kwam er „dolinge"De broodmeesters
rapporteerden confusie en verwerringeDifficulteiten en ongemacken" waren aan de orde van
de dag. Zou het niet eenvoudiger zijn het broodgewicht constant te houden en de prijs te laten
variëren? Broodzetting in plaats van broodrijding dus. Dat vereiste een andere tabel, hetgeen 600
berekeningen betekende. Nèt als de eerste tabel vermeldde die niet rechtstreeks het gevraagde
getal. Wèl kon men getallen aflezen, waarmee de prijs kon worden berekend. We laten Eversdijck
zélf meedelen hoe dat moest, als 140 pond meel 23 schellingen kostte en de onkosten 14 schellingen
beliepen.
De prijs van de terwe is
d'Oncosten bedragen
t samen
23 s
14 s
37 s
Tegen 140 pond staat
Dese gemultipliceert met
geeft product
1192 (in de tabel)
37
4104
24 mijten
8495
10.000
Seer na 4 denaren 10 mijten Vlaems.
De vertikale streep geeft de deling door 10.000 aande laatste vier cijfers „affsniden"Het aantal
mijten is afgerond. Tabel 1 en 2 zijn, met toelichting en rekenvoorbeelden, te vinden in een met
de hand geschreven boekje, dat zich in het archief van de stad Goes bevindt. Het zal sinds 1622
wel als leidraad voor het opstellen van de broodprijzen gebruikt zijn.
Viel de eerste tabel niet bij iedereen in de smaak, het zal de tweede niet anders zijn vergaan.
„Dicmael" vroegen de keurmeesters van het brood en de leden van de magistraat aan Eversdijck
om „tot facilitatie" van de werkzaamheden van de pasmeesters een tabel te maken, waaruit direkt
de broodprijs kon worden afgelezen. „Het meerendeel der Menschen zijn van 't calculeren
afkeerigh" verzuchtte de rekenmeester. En twintigste-eeuwse rekenmeesters zijn het, dunkt ons,
daarmee vaak eens... Het was echt geen sinecure, die nieuwe tabel. Zij bevatte ruim 2800 prijzen,
80