A P. DE KLERK
De voorgaande feiten laten slechts in beperkte mate conclusies toe. Door uiteenlopende omstandig
heden komt een aantal kerken in moeilijkheden. Van andere zijn de omstandigheden niet bekend.
Opvallend is dat een ruim aandeel wordt geleverd door die nederzettingen die ook in volgende
periode weinig tekenen van bloei vertonen.
Oorlogsschade
Een illustratie van de slechte algemene economische situatie aan de vooravond van de Opstand is
de aan de inwoners van het Walcherse platteland toegestane vermindering van het geschot over de
jaren 1561 en 1562. De reductie wordt vergund omdat het land maar weinig pacht opbrengt, en
omdat de bewoners veel te lijden hebben van de langdurige legering van Spaanse troepen. Ook
hebben veel pachters de wijk genomen. Veel land behoort bovendien aan conventen en andere
schamele en miserabele personen, die niet konden betalen (26).
Een beweging die de toestand van de kerkgebouwen niet ten goede is gekomen is, in augustus 1566,
de Beeldenstorm. De schaal waarop deze zich heeft voorgedaan is ons niet bekend. We weten van
het beeldbreken in de kerken van Bakendorp, Buttinge en Poppendamme, en in de kloosters van
Zoetendale en Waterlooswerve op Walcheren (27). De oude kerk van Popkensburg zou zodanig
zijn beschadigd, dat ze in 1566 geheel wordt gesloopt (28). In april 1567 wordt schade ten gevolge
van de beeldenstorm opgenomen in Oost-en West-Souburg, Koudekerke, Biggekerke, Schellach,
Serooskerke, Oud-Vlissingen, Zoutelande, Waterlooswerve, Sint Jan ten Heere en Arnemuiden
(29).
De grote slag volgt enkele jaren nadien. Men schrijft dan 1572. Na Den Briel scharen ook
Vlissingen (6 april) en Veere (4 mei) zich achter de opstandige Geuzen. Vanaf dan bevechten
Geuzen en Spanjaarden elkaar op het platteland. Zoals Amsterdam laten ook Middelburg en Goes
geen Geuzen binnen hun muren. In deze situatie klagen de Middelburgers hun nood bij de hertog
van Alva over hun gebrek aan onder andere brandstof. Vanuit Brussel zegt Alva hen op 10 juni
hulp toe. Mocht deze evenwel te lang op zich laten wachten, dan moet de stad maar enkele uitvallen
op Zuid-Beveland doen, en daar brandhout roven van de leegstaande huizen en schuren (30).
In dezelfde maand leggen de Spanjaarden met onbedachtzame woestheid Koudekerke en West-
kapelle in de as (31). Men krijgt de indruk dat veel bewoners van het platteland hun toevlucht in
de steden hebben gezocht. Middelburg prest de binnen de stad gevluchte boeren tot werk aan de
schansen te Arnemuiden, en adviseert de inwoners van Oost-Souburg den rebeligen geusen te ont
vluchten (32). In verband met de naderende oogst laten lang niet alle boeren zich overtuigen. En
in augustus vragen die van de Westwatering toestemming aan de Vlissingse stadsbestuurders voor
de goedwillige landzaten binnen deze stad, om terug te keren naar hun landerijen, teneinde de
beschadigde dijken te herstellen, zonder daarbij door krijgsvolk gestoord te worden (33).
Een soortgelijk verzoek richten de Staten van Walcheren in het najaar tot de Spaanse bevelhebbers.
Zij bepleiten dat de lantman voortaen ongequelt mach blijven ende met waghen karren ende perden
vrijelick ande dycken wercken mach ende aff ende aen ryden. Want zonder tzelve gedaen te zijne
zoe en can t voors. eylandt nyet gepreserveert werden vanden inundatien tot inestimable scade (34).
Uit eigentijdse bronnen worden wij niet veel gewaar aangaande de oorlogsvernielingen. Wel heet
het in 1572 met betrekking tot Vrouwenpolder dat tdorp van den voornoemden polder verbrant,
de baenders verstorven ende de reste insolvent gedegen zijn. Nog in 1580 liggen diverse erven in
het dorp desolaat en onbetimmert (35). Ook Domburg heet in 1572 zeer woest en verbrand (36).
De Geuzen steken op 16 april 1573 bey de Sobborsche kercken in brand, en tcasteel oock (37).
Een situatie vergelijkbaar met die in Vrouwenpolder en Domburg, heerst blijkbaar te Arnemuiden
afgaande op een rekwest van 1574 (38). In hetzelfde jaar worden maatregelen afgekondigd tot
92